suru Dutch - Welsh
1.
-
Dutchrebelleren, opstaan
2.
-
Dutchtrillen, vibreren
3.
4.
-
Dutchdraaien
5.
6.
-
Dutchinchecken
7.
-
Dutchaanvaarden, accepteren
-
Dutchaanvaarden, accepteren
8.
-
Dutchtwijfelen, betwijfelen
-
Welshamau
9.
-
Dutchslikken, doorslikken
-
Welshllyncu
10.
-
Dutchverbannen
11.
-
Dutchrazen
12.
13.
-
Dutchbevuilen
14.
-
Dutchruilen
15.
-
Welshdeall
-
Dutchcheckverstaan, checkbegrijpen, checkbut “begrijpen” or “snappen” a concept or idea or decision.
16.
-
Dutchuitsluiten
17.
-
Dutchvervolgen
18.
-
Dutchvoortdurend, eeuwig
19.
-
Dutchsmeren
20.
-
Dutchontkennen
21.
-
Dutchonderbreken
22.
-
Dutchmartelen, folteren
23.
-
Dutchbekvechten, ruzieën, ruzie maken, redetwisten, twisten
24.
-
Dutchcheckaanwrijven
25.
-
Dutchontwikkelen
26.
-
Dutchontslag nemen
27.
-
Dutchtwijfelen, betwijfelen
-
Welshamau
28.
-
Dutchprogrammeren
29.
-
Dutchmarcheren
30.
-
Dutchafkeuren
31.
-
Dutchkloppen, aankloppen
-
Welshcnocio
32.
-
Dutchlekken
33.
-
Dutcharchiveren
34.
-
Dutchdownloaden, afladen, binnenhalen, binnenladen
-
Welshlawrlwytho, llwytho i lawr
35.
-
Dutchbedienen
36.
-
Dutchvreemdgaan
37.
-
Dutchongedaan maken, tenietdoen, ontdoen
38.
-
Dutchzorgen
39.
40.
-
Dutchdupliceren
41.
-
Dutchuit ... stappen, afstappen van ...
42.
-
Dutchrijmen
43.
-
Dutchherstarten, heropstarten
44.
-
Dutchschaatsen
-
Welshsglefrio, ysglefrio
45.
-
Dutchbelichten
46.
-
Dutchexperimenteren
47.
-
Dutchoverwinnen
48.
-
Dutchabsorberen, (in zich) opnemen
-
Dutchabsorberen, laten doordringen, verteren
-
Dutchverdiepen, bezighouden, in beslag nemen
-
Dutchconsumeren, opgebruiken
-
Dutchin last nemen, overnemen
49.
-
Dutchcheckopmerken, checkbemerken
50.
-
Dutchoverdragen
-
Dutchoverbrengen
-
Dutchoverdragen
51.
-
Dutchaarzelen
52.
-
Dutchinvoeren, importeren
53.
-
Dutchvoorspellen
54.
55.
-
Dutcharchiveren
-
Dutchopslaan
56.
-
Dutchonverzoenlijk, irreconciliabel, onverenigbaar
57.
-
Dutchbroeden
58.
-
Dutchprogrammeren
-
Welshrhaglennu
59.
-
Dutchopvoeren
60.
-
Dutchanterieur
61.
-
Dutchalomtegenwoordig
62.
-
Dutchvertegenwoordigen, representeren
63.
64.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Welshactio
65.
66.
-
Dutchtelen, verbouwen
67.
-
Dutchopkalefateren, renoveren, opknappen
68.
-
Dutchvergelijken
69.
-
Dutchbezitten, hebben
70.
-
Dutchkoesteren
71.
-
Dutchzuiveren, louteren
72.
-
Dutchberoven, bestelen
-
Dutchcheckroven
73.
-
Dutchwikiën
74.
-
Dutchcheckaansporen
75.
-
Dutchuitdrukken
-
Welshmynegi
76.
-
Dutchonderschatten
77.
-
Dutchhervatten, voortzetten
78.
79.
-
Dutchterugtrekken
80.
81.
-
Dutchaankondigen, declareren, verkonden qualifier
82.
-
Dutchontcijferen
83.
-
Dutchecht, werkelijk
84.
-
Dutchverwerpen, afwijzen
85.
-
Dutchverlenen
86.
-
Dutchverhoren, ondervragen, interrogeren
87.
-
Dutchannexeren, inlijven
88.
-
Dutchdoodgaan
-
Dutchslagen
-
Dutchvoorbijgaan
89.
-
Dutchlater, posterieur
90.
91.
-
Dutchhoesten, kuchen
92.
-
Dutchgeeuwen, gapen
-
Welshdylyfu gên, cegrythu
93.
-
Dutchaandrijven, opereren
94.
-
Dutchuitstorten, uitbraken
-
Dutchstromen, gutsen
95.
-
Dutchretourneren
96.
-
Dutchspelen, bespelen
-
Dutchspelen
97.
-
Dutchaanbidden, adoreren
-
Dutchaanbidden, adoreren
98.
-
Dutchsamenvatten
99.
-
Dutchevacueren
100.
-
Dutchschaterlachen
-
Welshcrechwenu
101.
-
Dutchinchecken
102.
-
Dutchmasturberen
103.
-
Dutchurineren, plassen
104.
-
Dutchverzoeken
105.
-
Dutchtoewijzen
106.
-
Dutchverraden
107.
-
Dutchverslechteren, slechter maken
-
Welshdirywio
-
Dutchverslechteren
108.
-
Dutchworstelen
109.
-
Dutchopscheppen
110.
-
Dutchflauwvallen, bezwijmen
111.
-
Dutchduren
112.
-
Dutchbevelen, verordonneren
-
Dutchbestellen
113.
-
Dutchfungeren, dienen
-
Dutchfunctioneren
114.
-
Welshgwirfoddoli
-
Welshgwirfoddoli
115.
-
Dutchbeheren, leiden, managen
116.
-
Dutchverfrissen
117.
-
Dutchaansteken
118.
119.
-
Dutchbruinen
120.
-
Dutchprogrammeren
121.
-
Dutchontmoeten, stuiten/botsen (op ...), treffen
122.
-
Dutchadviseren, raadgeven, advies geven
-
Dutchinformeren, inlichten
123.
-
Dutchinformeren, inlichten, voorlichten
124.
-
Dutchaanpassen, instellen
125.
-
Dutchrazen
126.
-
Dutchcheckschenden
127.
-
Dutchvoorstellen, indienen, presenteren
-
Dutchaanbieden, presenteren, vertonen, voorstellen
128.
-
Dutchverbieden
129.
-
Dutchaanmelden, inloggen
130.
-
Dutchladen
131.
-
Dutchsmaken
132.
-
Dutchvechten, worstelen, qualifiernl
133.
-
Dutchoverschatten
134.
-
Dutchbegroeten, ontvangen
135.
136.
-
Dutchversporen
137.
-
Dutchcheckhelen, checkgenezen
138.
-
Dutchonmogelijk maken
-
Dutchuitschakelen, deactiveren
139.
-
Dutchmasseren
140.
-
Welshrhoi
141.
142.
-
Dutchzich beijveren, proberen, nastreven
143.
-
Dutchpromoveren, afstuderen
-
Dutchpromoveren, afstuderen
144.
-
Dutchstimuleren, prikkelen
-
Dutchexciteren
145.
-
Dutchzichtbaar, zichtbare
146.
-
Dutchheropbouwen, wederopbouwen, verbouwen
147.
-
Dutchwaarnemen
148.
-
Dutchtewerkstellen
149.
-
Dutchverminderen, verlagen
-
Dutchcheckverminderen, checkreduceren
150.
-
Dutchvrijen, de liefde bedrijven
151.
-
Welshcanoneiddio
152.
-
Dutchaanzetten, inschakelen
153.
-
Dutchformatteren
-
Welshtrefnu
154.
155.
-
Dutchaannemen, veronderstellen
156.
-
Dutchcheckkakken poepen , checkschijten
157.
-
Dutchvoltooien
158.
-
Dutchvertrekken
159.
-
Dutchbekennen, erkennen
-
Welshcydnabod
160.
-
Dutchstichten
161.
-
Dutchonderdrukken
162.
163.
-
Dutchtoedoen
164.
-
Dutchuitoefenen
165.
166.
-
Dutchvergeven, kwijtschelden, ontheffen, ontslaan van een verplichting
167.
168.
-
Dutchklaarkomen, komen
169.
170.
171.
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
-
Dutchontspannen
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
172.
-
Dutchzijn ongenoegen uiten, zich storen aan
173.
-
Dutchwreken
174.
-
Dutchsamenvoegen, verenigen
-
Dutchsamenkomen
-
Dutchlid worden van, toetreden
175.
-
Dutchingeven, invoeren
176.
-
Dutchbepleiten
-
Dutchaanbevelen
177.
-
Dutchneerstorten
-
Dutchvastlopen
178.
-
Dutchaanraken, beroeren, raken
179.
-
Dutchteisteren
180.
-
Dutchontwapenen
181.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Welshactio
182.
-
Dutchberichten, rapporteren
183.
-
Dutchwippen
184.
-
Dutchescaleren
185.
-
Dutchverhinderen
186.
-
Dutchbleken
187.
-
Dutchomringen, omcirkelen, omsluiten, omsingelen, insluiten
188.
-
Dutchbombarderen
189.
-
Dutchsamenwerken
-
Welshcydweithio
190.
-
Dutchverkrachten
-
Welshtreisio
191.
-
Dutchwinkelen, inkopen doen, shoppen, boodschappen doen
-
Welshsiopa
192.
-
Dutchorganiseren
-
Welshtrefnu
193.
-
Dutchbevrijden, redden, verlossen
194.
-
Dutchvergiftigen
195.
196.
-
Dutchapplaudisseren, klappen
197.
-
Dutchstrijken
-
Dutcheen buiging maken, zich buigen
198.
-
Dutcheetwaren
199.
-
Dutchmaken
-
Welshgwneud
-
Welshcynhyrchu, gwneud
-
Dutchmaken
-
Welshcreu
-
Dutchvormen
-
Dutchmaken, denken, interpreteren
-
Welshdehongli
-
Dutchdoen, ertoe brengen
-
Welshgorfodi
200.
-
Dutchsorteren
-
Dutchrangschikken
201.
-
Dutchfotoshoppen
202.
-
Dutchbeledigen
203.
-
Dutchsnijden in, verminderen
204.
-
Dutchdaten
205.
-
Dutchaanraken
-
Dutchcontacteren
206.
-
Dutchschaden, beschadigen
207.
-
Dutchwillen, van plan zijn
-
Dutchbedoelen, menen
-
Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen
-
Dutchbedoelen, willen zeggen
-
Dutchmenen
-
Dutchbetekenen
208.
-
Dutchsmoren
209.
-
Dutchsieren, opsmukken, decoreren
210.
-
Dutcheen klacht indienen, klagen
-
Welshachwyn
211.
-
Dutchcombineren
212.
-
Dutcheindigen, ophouden, einden
-
Welshgorffen
-
Dutchbeëindigen
213.
-
Dutchvergroten
214.
-
Dutchbotsen
215.
-
Dutchherhalen, wederhalen, herdoen, herzeggen
-
Welshailadrodd
216.
-
Dutchdoordraaien
217.
218.
-
Dutchstrippen
219.
220.
-
Dutchafluisteren, luistervinken
221.
-
Dutchverzorgen, behartigen, naar omkijken
222.
-
Dutchzich keren tegen
-
Welshsuro
223.
-
Dutchprogrammeren
-
Welshrhaglennu
224.
225.
-
Dutchverachten
226.
-
Dutchfabriceren
227.
-
Dutchfloreren, bloeien
228.
-
Dutchberichten, rapporteren
229.
230.
-
Dutchmishandelen
231.
-
Dutchboycot
232.
-
Dutchomlopen, omrijden etc.
-
Dutchomleiden
233.
-
Dutchsamenvoegen, verbinden
234.
-
Dutchoptekenen
235.
-
Dutchconcentreren
-
Dutchconcentreren
-
Dutchconcentreren
236.
-
Dutchveronderstellen
237.
-
Dutche-mailen, mailen
-
Welshe-bostio i
238.
-
Dutchbepleiten
-
Dutchaanbevelen
239.
-
Dutchhoren thuishoren bij
240.
-
Dutchdoteren
241.
-
Dutchrijzen, opstijgen
-
Welshcodi, esgyn
-
Dutchopstaan
242.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Welshactio
243.
-
Dutchsolderen
244.
245.
246.
-
Dutchstichten
247.
-
Dutchvolharden
248.
-
Welshhagru
249.
-
Dutchblijven bij, volhouden, met klem beweren, erop staan, aandringen
250.
-
Dutchfunctionerend, operationeel, werkend
251.
252.
-
Dutchbeginnen, starten, aanvangen
-
Dutchstarten
-
Dutchopschrikken
253.
-
Dutchschoppen, stampen qualifier
-
Welshcicio
254.
-
Dutchverstikken, stikken
255.
256.
-
Dutchin acht nemen, overwegen, bedenken
-
Welshystyried
257.
-
Dutchopvullen, aanvullen
258.
-
Dutchblozen
259.
-
Dutchverdwijnen, smelten, krimpen
260.
-
Dutcheen wind laten, een scheet laten
261.
-
Dutchdanken
262.
-
Dutchpendelen
263.
-
Dutchondertekenen
-
Dutchondertekenen
264.
-
Dutchwaarschuwen, verwittigen, waarnen
265.
-
Dutchbeschrijven, omschrijven
266.
-
Dutchinjecteren, inspuiten
267.
-
Dutchsnijden in, verminderen
268.
-
Dutchaanraken
-
Dutchcontacteren
269.
270.
-
Dutchduren
271.
-
Dutchlifter
272.
-
Dutchcheckuitgeven, checkdoorbrengen
273.
-
Dutchzich aanstellen, pronken met
274.
-
Dutchkleineren, denigreren
275.
-
Dutchlassen, wellen
276.
-
Dutchgaranderen
277.
-
Dutchaanhalen, citeren
278.
-
Dutchbeslissen, besluiten
279.
-
Dutchbenadrukken
280.
-
Dutchzweven
281.
-
Dutchbereiken, realiseren
-
Dutchbereiken, realiseren, verwerven, winnen, verkrijgen
282.
-
Dutchduren
283.
-
Dutchmaken
-
Welshgwneud
-
Welshcynhyrchu, gwneud
-
Dutchmaken
-
Welshcreu
-
Dutchvormen
-
Dutchmaken, denken, interpreteren
-
Welshdehongli
-
Dutchdoen, ertoe brengen
-
Welshgorfodi
284.
-
Dutchaanwezig
-
Dutchvoorstellen, presenteren
285.
-
Dutchdefiniëren
286.
-
Dutchbarsten
287.
-
Dutchverbaasd
288.
-
Dutchvereren, eren, huldigen, respecteren
289.
-
Dutchwillen, van plan zijn
-
Dutchbedoelen, menen
-
Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen
-
Dutchbedoelen, willen zeggen
-
Dutchmenen
-
Dutchbetekenen
290.
-
Dutchonderscheiden
291.
-
Dutchbesturen, beheersen (in modern usage also
292.
-
Dutchdoor de vingers zien
293.
-
Dutchneeded
294.
-
Dutchgenoegen nemen
295.
-
Dutchboeren
296.
-
Dutchde afwas doen, afwassen
297.
-
Dutchplaatsen
298.
299.
-
Dutchuitvinden, uitdenken
300.
-
Dutchremmen
301.
-
Dutchbegrijpen, bevatten
-
Welshdeall
302.
-
Dutchbelang hechten aan, zich inlaten
303.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Welshactio
304.
305.
-
Dutchcheckhet niet eens zijn , checkhet oneens zijn
-
Welshanghytuno
306.
-
Dutchprogrammeren
307.
-
Dutchinpakken
308.
-
Dutchtoestemmen (in), instemmen (met)
309.
-
Dutchinterviewen
310.
-
Dutchmeedoen, deelnemen, participeren
311.
-
Dutchkraken
312.
-
Dutchdanken
313.
-
Dutchafmelden
314.
-
Dutchachtervolgen, achternazitten, achternajagen
-
Welsherlid
315.
-
Dutchhelpen, bijstaan
-
Welshcymorthwyo
316.
-
Dutchveronderstellen, gissen
317.
-
Dutchgalvaniseren, verzinken
318.
-
Dutchde
319.
-
Dutchdaten
320.
-
Dutchafscheiden
321.
322.
-
Dutchvereren, eren, huldigen, respecteren
323.
-
Dutchweerleggen, refuteren
324.
-
Dutchdoezelen
325.
-
Dutchcheckonderzoeken, checkuitvissen, checkuitzoeken, checknagaan
326.
-
Dutchterugtrekken
-
Dutchcheckterugtreden
327.
-
Dutchoppoetsen
328.
-
Dutchplaatsen
329.
-
Dutchbewerken, wijzigen
-
Welshgolygu
330.
-
Dutchstimuleren, aansporen, prikkelen
-
Dutchstimuleren, prikkelen
331.
-
Welshgwrthwynebu
-
Dutchcheckweerstaan
332.
-
Dutchbegeren, hunkeren, verlangen, smachten (naar)
333.
-
Dutchstikken
334.
-
Dutchdoorgaan, verdergaan
335.
-
Dutchoplossen
-
Dutchbesluiten, beslissen, zich
336.
-
Dutchsmaken
337.
-
Dutchvan boord gaan, ontschepen
338.
339.
-
Dutchomarmen, omhelzen, knuffelen
340.
-
Dutchsnappen, begrijpen
341.
342.
-
Dutchoefenen
343.
-
Welshhysbysu, hysbysebu
344.
-
Dutchofferen
345.
-
Dutchoverlappen
346.
347.
-
Dutchbieden
348.
-
Dutchbecommentariëren
349.
-
Dutchbereiken, realiseren
350.
-
Dutchleegmaken, legen
351.
-
Dutchbinnenvallen
352.
-
Dutchregelen
353.
-
Dutchafschuiven
354.
-
Dutchafwezig, weg, absent
355.
356.
-
Dutchomcirkelen
-
Dutchcirkelen
357.
-
Dutchuitrekenen, berekenen
358.
-
Dutchgorgelen
359.
-
Dutchopleggen
360.
361.
-
Dutchminachten, versmaden
362.
-
Dutchaanraden, aanbevelen
363.
-
Dutchverwarren, in de war brengen, dooreenhalen
364.
-
Dutchherkennen
-
Dutcherkennen
-
Dutcherkennen
-
Dutchonderkennen
-
Dutchcheckherkennen, checkonderkennen
365.
-
Dutchafkeuren
366.
-
Dutchverwachten
367.
-
Dutchweglopen
368.
-
Dutchaanpassen, verstellen
-
Welshaddasu
369.
370.
-
Dutchverkreukelen
371.
-
Dutchrechttrekken, rechtzetten
372.
-
Dutchjongeleren
373.
374.
-
Dutchkloppen, aankloppen
-
Welshcnocio
375.
-
Dutchvereren
376.
-
Dutchcheckzich overgeven
-
Welshcheckymroddi
377.
-
Dutchbinnendringen
378.
-
Dutchzwellen, opzwellen, aanzwellen
-
Welshchwyddo
379.
-
Dutchonderwerpen
380.
381.
-
Dutchsnijden in, verminderen
382.
-
Dutchbogen
383.
-
Dutchbabysitten, kinderen passen#Dutch
384.
-
Dutchweerstaan
385.
-
Dutchdoordringen
386.
-
Dutchsmaden
387.
-
Dutchcheckvereisen
388.
-
Dutchin een notendop
389.
-
Dutchfrauderen
390.
-
Dutchseks hebben
391.
-
Dutchondersteunen, staande houden
392.
-
Dutchboren, steken
393.
-
Dutchverafschuwen
394.
-
Dutchopzoeken
395.
-
Dutchuitzetten, deporteren
396.
-
Dutchapplaudisseren, klappen
397.
-
Dutchhuren
398.
-
Dutchschadelijk
399.
-
Dutchdrukken, afdrukken, printen
400.
-
Dutchoplossen
401.
-
Dutchbeschermen, beveiligen
-
Welshamddiffyn
402.
-
Dutchverbrodden, verprutsen
403.
-
Dutchdetecteren
404.
-
Dutchreserveren, beschermen
-
Dutchreserveren
405.
-
Dutchafhangen
406.
-
Dutchaanpassen, instellen
407.
-
Dutchexamineren
408.
-
Dutchinterneren
409.
-
Dutchvoorwenden
410.
-
Dutchaanwijzen, aanduiden, wijzen op
411.
-
Dutchcheckliften, qualifiernl
412.
-
Dutchafnemen
413.
-
Dutchcompliceren
414.
-
Dutchgraveren
415.
-
Dutchzich opstapelen, (zich) vermeerderen, accumuleren
416.
-
Dutchbeginnen, starten, aanvangen, initiëren
417.
-
Dutchvoorbereiden, prepareren
418.
-
Dutchverrijken
419.
-
Dutchschaatsen
-
Welshsglefrio, ysglefrio
420.
-
Dutchvrijspreken
-
Dutchvrijspreken, kwijtschelden, verlossen
421.
-
Dutchdetineren
422.
423.
-
Dutchrolschaatsen
424.
-
Dutchcomprimeren, samendrukken, verdichten
-
Dutchcomprimeren, samenvatten, verdichten
425.
-
Dutchaangeven
426.
-
Dutchin trance brengen
427.
-
Dutchanalyseren, ontleden
428.
-
Dutchzwijgen, stilvallen
429.
-
Dutchflauwvallen, qualifiernl
430.
-
Dutchopgraven
431.
-
Dutchoverwinteren, een winterslaap houden
432.
-
Dutchwreken, wraak nemen
433.
-
Dutchzich aanstellen, pronken met
434.
-
Dutchproeflezen
-
Welshprawfddarllen
435.
-
Dutchborduren
436.
-
Dutchhersenspoelen
437.
-
Dutchdehydrateren
438.
-
Dutchuploaden
-
Welshllwytho i fyny, llwytho lan
439.
-
Dutchachtervolgen
440.
-
Dutchinvoegen
441.
-
Dutchstrijden, vechten
-
Welshbrwydro
-
Dutchvechten met, bevechten
442.
-
Dutchcompenseren
443.
-
Dutchcorresponderen
444.
-
Dutchovertrekken
445.
-
Dutchbedriegen, in de maling nemen
446.
-
Dutchonderzoeken, bekijken, bestuderen, bestuderen
-
Dutchonderzoeken, een onderzoek instellen, uitzoeken
447.
-
Dutchzwanger worden
448.
-
Dutchsurfen
-
Welshbeistonna, syrffio
449.
-
Dutchtwitteren, tweeten
450.
-
Dutchvoorwenden, doen also, veinzen, pretenderen
451.
-
Dutchrepareren, herstellen
452.
-
Dutchontbinden
453.
-
Dutcheen plezier doen
454.
-
Dutchoverdrijven
455.
-
Dutchaanraken
-
Dutchcontacteren
456.
-
Dutchzich tussenkomen, bemoeien
457.
-
Dutchopzeggen
458.
-
Dutchuitspreken
459.
460.
-
Dutchverwijten, berispen
461.
-
Dutchantwoorden
-
Welshateb
462.
-
Dutchbevestigen, beamen
463.
-
Dutchsmachten, zuchten, verlangen (naar)
464.
-
Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten
-
Welsharestio
465.
-
Dutchbewerkstelligen
466.
-
Dutchnegeren
467.
-
Dutchovergeven, braken, kotsen qualifier
-
Welshchwydu
468.
-
Dutchaanklagen
469.
-
Dutchaanwerven, aanstellen
470.
-
Dutchaflopen, vervallen, verstrijken, verlopen
471.
472.
-
Dutchborstvoeding geven, de borst geven, zogen
473.
-
Dutchbijeen roepen, bijeen roepen
474.
-
Dutchvoorschrijven
-
Dutchvoorschrijven
475.
-
Dutchidentificeren
476.
-
Dutchzeilen
477.
-
Dutchkleven, plakken
-
Dutchneergooien
478.
-
Dutchexploderen, ontploffen
479.
-
Dutchten huwelijk vragen
480.
-
Dutchbeschadigen
-
Dutchruïneren,verwoesten
-
Dutchontmantelen
481.
-
Dutchtelefoneren
-
Welshffonio
482.
-
Dutchinstorten
483.
-
Dutchjodelen
484.
-
Dutchherinneren
485.
-
Dutchvegen
-
Welshysgubo, sgubo
486.
-
Dutchsteunen
-
Dutchsteunen, ondersteunen
487.
-
Dutchcheckwegen
488.
-
Dutchcheckknijpen
489.
-
Dutchgissen, vermoeden, veronderstellen
490.
-
Dutchrondspoken
491.
-
Dutchverdelen
492.
-
Dutchafhankelijk
493.
-
Dutchervaren, meemaken, ondergaan, ondervinden, beleven
494.
-
Dutchhengelen
495.
-
Dutchweerkaatsen, weerspiegelen
496.
-
Dutchuitstellen
497.
-
Dutchstompen, met de vuist slaan
498.
-
Dutchvragen
-
Welshgofyn, holi, ceisio
499.
-
Dutchejaculeren
500.
-
Dutchkrimpen
501.
502.
-
Dutchschenden
503.
-
Dutchhuilen, jammeren
504.
-
Dutchbijwerken, op punt stellen
English translator: Dutch Welsh suru Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare