suru Dutch - Korean
1.
-
Dutchrebelleren, opstaan
-
Korean모반한 위하여
2.
-
Dutchtrillen, vibreren
3.
-
Dutchuitmaken
4.
-
Dutchdraaien
5.
6.
-
Dutchinchecken
7.
8.
-
Dutchtwijfelen, betwijfelen
-
Korean의심하다
9.
-
Dutchslikken, doorslikken
-
Korean삼키다
10.
-
Dutchverbannen
11.
-
Dutchrazen
12.
-
Dutchbijdragen
13.
-
Dutchbevuilen
14.
15.
-
Korean알다
-
Dutchcheckverstaan, checkbegrijpen, checkbut “begrijpen” or “snappen” a concept or idea or decision.
16.
-
Dutchuitsluiten
17.
-
Dutchvervolgen
18.
-
Dutchvoortdurend, eeuwig
19.
-
Dutchsmeren
20.
21.
-
Dutchonderbreken
22.
-
Dutchmartelen, folteren
-
Korean고문하다
23.
-
Korean설정
24.
-
Dutchbekvechten, ruzieën, ruzie maken, redetwisten, twisten
-
Korean싸우다다투다
25.
-
Korean돌리다
-
Korean돌리다
-
Dutchcheckaanwrijven
26.
-
Dutchontwikkelen
-
Korean발전하다
27.
-
Dutchontslag nemen
-
Korean사임하다
28.
-
Dutchtwijfelen, betwijfelen
-
Korean의심하다
29.
-
Dutchprogrammeren
30.
31.
-
Dutchafkeuren
32.
-
Dutchkloppen, aankloppen
-
Korean노크하다
33.
-
Dutchlekken
34.
-
Dutcharchiveren
-
Korean보존하다
35.
36.
37.
-
Dutchvreemdgaan
38.
-
Dutchongedaan maken, tenietdoen, ontdoen
39.
-
Korean매다
40.
-
Dutchzorgen
41.
42.
-
Dutchdupliceren
-
Korean복사하다
43.
-
Dutchuit ... stappen, afstappen van ...
-
Korean내리다
44.
-
Dutchrijmen
45.
-
Dutchherstarten, heropstarten
-
Korean재시동한 위하여
46.
47.
-
Dutchbelichten
48.
-
Dutchexperimenteren
49.
-
Dutchoverwinnen
-
Korean극복하다
50.
-
Dutchabsorberen, (in zich) opnemen
-
Dutchabsorberen, laten doordringen, verteren
-
Dutchverdiepen, bezighouden, in beslag nemen
-
Dutchconsumeren, opgebruiken
-
Dutchin last nemen, overnemen
-
Koreancheck흡수하십시요
51.
-
Dutchcheckopmerken, checkbemerken
52.
-
Dutchoverdragen
-
Dutchoverbrengen
-
Dutchoverdragen
53.
-
Dutchaarzelen
54.
-
Dutchinvoeren, importeren
-
Korean수입하다
55.
-
Dutchvoorspellen
56.
-
Dutchschijten
57.
-
Dutcharchiveren
-
Dutchopslaan
58.
-
Dutchonverzoenlijk, irreconciliabel, onverenigbaar
59.
-
Dutchbroeden
-
Korean낳다, 새끼치다
60.
-
Dutchprogrammeren
61.
-
Dutchopvoeren
62.
-
Dutchanterieur
63.
-
Dutchalomtegenwoordig
64.
-
Dutchvertegenwoordigen, representeren
-
Korean대표하다
65.
66.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
67.
68.
-
Dutchtelen, verbouwen
-
Korean갈다
69.
-
Dutchopkalefateren, renoveren, opknappen
70.
-
Dutchvergelijken
-
Korean비교하다
71.
-
Dutchbezitten, hebben
-
Korean소유하다
72.
-
Dutchkoesteren
73.
-
Dutchzuiveren, louteren
74.
-
Dutchberoven, bestelen
-
Dutchcheckroven
75.
-
Dutchwikiën
76.
-
Dutchcheckaansporen
-
Koreancheck재촉하다
77.
-
Dutchuitdrukken
-
Korean표현하다
78.
-
Dutchonderschatten
79.
-
Dutchhervatten, voortzetten
-
Koreanneeded
80.
-
Dutchbereiken, aankomen, arriveren
-
Dutchaankomen, arriveren, bereiken
-
Korean도착하다
81.
-
Dutchterugtrekken
-
Korean후퇴하다
82.
83.
-
Dutchaankondigen, declareren, verkonden qualifier
84.
-
Dutchontcijferen
-
Korean해독하다
85.
-
Dutchecht, werkelijk
86.
-
Dutchverwerpen, afwijzen
-
Korean거절하다
87.
-
Dutchverlenen
88.
-
Dutchverhoren, ondervragen, interrogeren
89.
-
Dutchannexeren, inlijven
90.
-
Dutchdoodgaan
-
Dutchslagen
-
Dutchvoorbijgaan
-
Korean지나가다
91.
-
Dutchlater, posterieur
92.
-
Korean예상하다
93.
94.
-
Dutchhoesten, kuchen
-
Korean기침하다
95.
-
Dutchgeeuwen, gapen
-
Korean하품하다
96.
-
Dutchaandrijven, opereren
-
Korean경영하다
97.
-
Dutchuitstorten, uitbraken
-
Dutchstromen, gutsen
-
Koreancheck긷다푸다
98.
-
Korean변경하다개조하다
99.
-
Dutchretourneren
100.
-
Dutchspelen, bespelen
-
Dutchspelen
101.
-
Dutchaanbidden, adoreren
-
Dutchaanbidden, adoreren
102.
-
Dutchsamenvatten
103.
104.
-
Dutchschaterlachen
105.
-
Dutchinchecken
106.
-
Dutchmasturberen
107.
-
Dutchurineren, plassen
108.
109.
-
Dutchtoewijzen
110.
111.
-
Dutchverslechteren, slechter maken
-
Dutchverslechteren
112.
-
Dutchworstelen
113.
-
Dutchopscheppen
114.
-
Dutchflauwvallen, bezwijmen
115.
-
Dutchduren
116.
117.
-
Dutchfungeren, dienen
-
Dutchfunctioneren
118.
-
Dutchbeheren, leiden, managen
-
Korean관리
119.
-
Dutchverfrissen
-
Korean새롭게
120.
-
Korean환송
121.
122.
123.
124.
-
Dutchprogrammeren
125.
-
Dutchontmoeten, stuiten/botsen (op ...), treffen
-
Korean만나다
126.
-
Korean대화하다
127.
128.
-
Dutchinformeren, inlichten, voorlichten
-
Korean알리다통지하다
129.
-
Dutchaanpassen, instellen
130.
-
Dutchrazen
131.
-
Korean불법 침입하다
-
Dutchcheckschenden
132.
-
Dutchvoorstellen, indienen, presenteren
-
Korean제의하다
-
Dutchaanbieden, presenteren, vertonen, voorstellen
133.
134.
-
Dutchaanmelden, inloggen
135.
-
Dutchladen
136.
-
Dutchsmaken
137.
-
Dutchvechten, worstelen, qualifiernl
-
Korean몸부림치다싸우다
138.
-
Dutchoverschatten
139.
-
Dutchbegroeten, ontvangen
-
Korean인사
140.
141.
-
Dutchversporen
142.
143.
-
Dutchcheckhelen, checkgenezen
144.
-
Dutchonmogelijk maken
-
Dutchuitschakelen, deactiveren
145.
146.
147.
-
Dutchzich beijveren, proberen, nastreven
148.
-
Dutchpromoveren, afstuderen
-
Korean졸업하다
-
Dutchpromoveren, afstuderen
149.
-
Dutchstimuleren, prikkelen
-
Dutchexciteren
150.
-
Dutchzichtbaar, zichtbare
-
Korean보이는
151.
-
Dutchheropbouwen, wederopbouwen, verbouwen
152.
153.
-
Dutchtewerkstellen
154.
-
Dutchverminderen, verlagen
-
Dutchcheckverminderen, checkreduceren
155.
-
Dutchvrijen, de liefde bedrijven
156.
-
Korean제거하다
157.
-
Dutchaanzetten, inschakelen
158.
-
Dutchformatteren
159.
-
Dutchpoepen
160.
-
Dutchaannemen, veronderstellen
161.
-
Dutchcheckkakken poepen , checkschijten
162.
-
Dutchvoltooien
163.
-
Dutchvertrekken
-
Korean출발하다
164.
-
Dutchbekennen, erkennen
165.
166.
-
Korean금지
167.
-
Dutchonderdrukken
-
Korean압박하다
168.
169.
-
Dutchtoedoen
170.
-
Dutchuitoefenen
171.
172.
-
Dutchvergeven, kwijtschelden, ontheffen, ontslaan van een verplichting
173.
-
Dutchcreëren, scheppen, maken
-
Korean창조하다
-
Dutchcreëren, scheppen, ontwerpen
174.
-
Dutchklaarkomen, komen
175.
176.
177.
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
-
Dutchontspannen
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
178.
-
Dutchzijn ongenoegen uiten, zich storen aan
179.
180.
-
Dutchsamenvoegen, verenigen
-
Dutchsamenkomen
-
Dutchlid worden van, toetreden
181.
-
Dutchingeven, invoeren
-
Korean입력하다
182.
-
Dutchbepleiten
-
Dutchaanbevelen
183.
-
Dutchneerstorten
-
Korean충돌하다들이받다
-
Dutchvastlopen
-
Korean깨지다
184.
-
Dutchaanraken, beroeren, raken
-
Korean닿다
185.
-
Dutchteisteren
186.
-
Dutchontwapenen
187.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
188.
-
Dutchberichten, rapporteren
-
Korean보고하다
189.
-
Dutchwippen
190.
-
Dutchescaleren
191.
-
Dutchverhinderen
192.
193.
-
Dutchomringen, omcirkelen, omsluiten, omsingelen, insluiten
-
Koreancheck둘러싸다
194.
-
Dutchbombarderen
195.
-
Dutchsamenwerken
196.
-
Dutchverkrachten
-
Korean강간하다
197.
-
Dutchwinkelen, inkopen doen, shoppen, boodschappen doen
198.
-
Dutchorganiseren
-
Korean조직하다
199.
-
Koreanneeded
200.
-
Dutchbevrijden, redden, verlossen
201.
-
Dutchvergiftigen
202.
203.
-
Dutchapplaudisseren, klappen
204.
-
Dutchstrijken
-
Dutcheen buiging maken, zich buigen
-
Korean절하다
-
Koreancheck머리를 숙이다
205.
206.
-
Dutchmaken
-
Korean만들다
-
Dutchmaken
-
Dutchvormen
-
Dutchmaken, denken, interpreteren
-
Dutchdoen, ertoe brengen
207.
-
Dutchsorteren
-
Dutchrangschikken
208.
-
Dutchfotoshoppen
209.
210.
-
Dutchsnijden in, verminderen
211.
212.
-
Dutchaanraken
-
Dutchcontacteren
213.
-
Dutchschaden, beschadigen
214.
-
Dutchwillen, van plan zijn
-
Dutchbedoelen, menen
-
Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen
-
Korean의미하다
-
Dutchbedoelen, willen zeggen
-
Dutchmenen
-
Dutchbetekenen
215.
216.
-
Dutchsieren, opsmukken, decoreren
217.
-
Dutcheen klacht indienen, klagen
218.
-
Dutchcombineren
219.
-
Dutcheindigen, ophouden, einden
-
Korean끝나다
-
Dutchbeëindigen
-
Korean끝내다종료하다
220.
-
Dutchvergroten
221.
-
Dutchbotsen
222.
-
Dutchherhalen, wederhalen, herdoen, herzeggen
-
Korean되풀이하다따라하다
223.
-
Dutchdoordraaien
-
Korean프릭 아웃 하다
224.
-
Dutchbeloven
225.
-
Dutchstrippen
226.
227.
-
Dutchafluisteren, luistervinken
228.
-
Dutchverzorgen, behartigen, naar omkijken
229.
-
Dutchzich keren tegen
230.
-
Dutchprogrammeren
231.
232.
233.
-
Dutchfabriceren
234.
-
Korean전공하다
235.
-
Dutchfloreren, bloeien
236.
-
Dutchberichten, rapporteren
-
Korean보고하다
237.
238.
-
Dutchmishandelen
239.
240.
-
Dutchomlopen, omrijden etc.
-
Dutchomleiden
241.
-
Dutchsamenvoegen, verbinden
242.
243.
-
Dutchconcentreren
-
Dutchconcentreren
-
Dutchconcentreren
244.
-
Dutchveronderstellen
-
Korean거장하다
245.
-
Dutche-mailen, mailen
246.
-
Dutchbepleiten
-
Dutchaanbevelen
247.
-
Dutchhoren thuishoren bij
-
Korean속하다
248.
-
Dutchdoteren
249.
-
Korean同意
250.
-
Dutchrijzen, opstijgen
-
Dutchopstaan
251.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
252.
253.
-
Dutchzuchten
254.
255.
256.
257.
-
Dutchblijven bij, volhouden, met klem beweren, erop staan, aandringen
-
Korean주장하다
258.
-
Dutchfunctionerend, operationeel, werkend
259.
-
Dutchskiën
260.
-
Dutchbeginnen, starten, aanvangen
-
Korean시작하다
-
Dutchstarten
-
Dutchopschrikken
261.
-
Dutchschoppen, stampen qualifier
262.
-
Dutchverstikken, stikken
263.
264.
-
Dutchin acht nemen, overwegen, bedenken
-
Korean고려하다
265.
-
Dutchopvullen, aanvullen
266.
-
Dutchblozen
267.
-
Dutchverdwijnen, smelten, krimpen
268.
-
Dutcheen wind laten, een scheet laten
269.
270.
-
Dutchpendelen
271.
-
Dutchondertekenen
-
Korean서명하다
-
Dutchondertekenen
-
Korean서명하다
272.
-
Dutchwaarschuwen, verwittigen, waarnen
273.
-
Dutchbeschrijven, omschrijven
-
Korean서술
274.
-
Dutchinjecteren, inspuiten
275.
-
Dutchsnijden in, verminderen
276.
-
Dutchaanraken
-
Dutchcontacteren
277.
278.
-
Korean비방한 위하여
279.
-
Dutchduren
280.
281.
-
Korean고치다
282.
283.
-
Dutchzich aanstellen, pronken met
284.
-
Dutchkleineren, denigreren
285.
-
Dutchlassen, wellen
-
Koreanneeded
286.
-
Dutchgaranderen
287.
-
Dutchaanhalen, citeren
288.
-
Dutchbeslissen, besluiten
-
Korean해결하다정하다
289.
-
Dutchbenadrukken
290.
-
Dutchzweven
291.
-
Dutchbereiken, realiseren
-
Korean이루다달성하다
-
Dutchbereiken, realiseren, verwerven, winnen, verkrijgen
-
Korean얻다
292.
-
Dutchduren
293.
-
Dutchmaken
-
Korean만들다
-
Dutchmaken
-
Dutchvormen
-
Dutchmaken, denken, interpreteren
-
Dutchdoen, ertoe brengen
294.
295.
-
Dutchdefiniëren
296.
297.
-
Dutchverbaasd
298.
-
Dutchvereren, eren, huldigen, respecteren
299.
-
Dutchwillen, van plan zijn
-
Dutchbedoelen, menen
-
Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen
-
Korean의미하다
-
Dutchbedoelen, willen zeggen
-
Dutchmenen
-
Dutchbetekenen
300.
-
Dutchonderscheiden
-
Korean구별하다
301.
-
Dutchbesturen, beheersen (in modern usage also
-
Korean조절하다
302.
-
Dutchdoor de vingers zien
303.
304.
-
Dutchgenoegen nemen
-
Koreanneeded
305.
306.
-
Dutchde afwas doen, afwassen
-
Korean설거지하다
307.
308.
309.
-
Korean공유하다
310.
-
Dutchuitvinden, uitdenken
-
Korean발명
311.
-
Dutchremmen
312.
-
Dutchbegrijpen, bevatten
313.
-
Dutchbelang hechten aan, zich inlaten
314.
-
Dutchhandelen
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
315.
316.
-
Dutchcheckhet niet eens zijn , checkhet oneens zijn
317.
-
Dutchprogrammeren
318.
319.
-
Dutchtoestemmen (in), instemmen (met)
320.
-
Dutchinterviewen
-
Korean면접하다
321.
-
Dutchmeedoen, deelnemen, participeren
-
Korean참가하다
322.
-
Dutchkraken
323.
324.
-
Dutchafmelden
325.
-
Dutchachtervolgen, achternazitten, achternajagen
-
Korean쫓다
326.
-
Dutchhelpen, bijstaan
327.
-
Dutchveronderstellen, gissen
-
Korean추측하다
328.
-
Dutchgalvaniseren, verzinken
329.
-
Dutchde
330.
331.
-
Dutchafscheiden
-
Korean분비하다
-
Korean감추다
332.
333.
-
Dutchvereren, eren, huldigen, respecteren
334.
-
Dutchweerleggen, refuteren
335.
-
Dutchdoezelen
336.
-
Korean연구하다
-
Dutchcheckonderzoeken, checkuitvissen, checkuitzoeken, checknagaan
337.
-
Dutchterugtrekken
-
Korean후퇴하다, 물러서다
-
Dutchcheckterugtreden
338.
-
Dutchoppoetsen
339.
340.
-
Dutchbewerken, wijzigen
-
Korean편집
341.
-
Dutchstimuleren, aansporen, prikkelen
-
Dutchstimuleren, prikkelen
342.
-
Dutchcheckweerstaan
343.
-
Dutchbegeren, hunkeren, verlangen, smachten (naar)
344.
-
Dutchstikken
345.
346.
-
Dutchdoorgaan, verdergaan
347.
348.
-
Dutchsmaken
349.
-
Dutchvan boord gaan, ontschepen
350.
351.
-
Dutchomarmen, omhelzen, knuffelen
352.
-
Dutchsnappen, begrijpen
353.
354.
355.
356.
-
Dutchoverlappen
357.
358.
-
Dutchbieden
359.
-
Dutchbecommentariëren
360.
-
Dutchbereiken, realiseren
361.
-
Dutchleegmaken, legen
-
Korean비우다
362.
-
Dutchbinnenvallen
-
Korean침입하다
363.
-
Korean약탈하다
364.
365.
-
Dutchafschuiven
-
Koreancheck썰다
366.
-
Dutchafwezig, weg, absent
-
Korean없다결석하다
367.
368.
-
Dutchomcirkelen
-
Dutchcirkelen
369.
-
Dutchuitrekenen, berekenen
370.
-
Dutchgorgelen
371.
-
Dutchopleggen
372.
373.
-
Dutchminachten, versmaden
374.
-
Dutchaanraden, aanbevelen
-
Korean추천
375.
-
Dutchverwarren, in de war brengen, dooreenhalen
376.
-
Dutchherkennen
-
Korean알아보다
-
Dutcherkennen
-
Dutcherkennen
-
Dutchonderkennen
-
Dutchcheckherkennen, checkonderkennen
377.
-
Dutchafkeuren
378.
-
Dutchverwachten
379.
-
Dutchweglopen
380.
-
Dutchaanpassen, verstellen
-
Koreancheck조정하다
381.
382.
-
Dutchverkreukelen
383.
-
Dutchrechttrekken, rechtzetten
384.
-
Dutchjongeleren
385.
386.
-
Dutchkloppen, aankloppen
-
Korean노크하다
387.
-
Dutchvereren
388.
-
Dutchcheckzich overgeven
-
Koreancheck항복하다
389.
-
Dutchbinnendringen
-
Korean침입
390.
-
Dutchzwellen, opzwellen, aanzwellen
-
Korean부풀다팽창하다
391.
-
Dutchonderwerpen
392.
-
Dutchafschaffen, opheffen
-
Dutchvernietigen, buiten werking stellen
393.
-
Dutchsnijden in, verminderen
394.
-
Dutchbogen
395.
-
Dutchbabysitten, kinderen passen#Dutch
396.
397.
-
Dutchdoordringen
-
Korean침투
398.
-
Dutchsmaden
399.
-
Dutchcheckvereisen
400.
-
Dutchin een notendop
401.
-
Dutchfrauderen
402.
-
Dutchseks hebben
403.
-
Dutchondersteunen, staande houden
404.
-
Dutchboren, steken
405.
-
Dutchverafschuwen
406.
-
Dutchopzoeken
407.
-
Dutchuitzetten, deporteren
-
Koreanneeded
408.
-
Dutchapplaudisseren, klappen
409.
410.
-
Dutchschadelijk
-
Korean해롭다
411.
-
Dutchdrukken, afdrukken, printen
-
Korean인쇄
412.
-
Dutchoplossen
413.
-
Dutchbeschermen, beveiligen
-
Korean보호하다
414.
-
Dutchverbrodden, verprutsen
415.
-
Dutchdetecteren
-
Korean찾다수색하다
416.
-
Dutchreserveren, beschermen
-
Dutchreserveren
-
Korean예약하다
417.
-
Dutchafhangen
418.
-
Dutchaanpassen, instellen
419.
-
Dutchexamineren
420.
-
Dutchinterneren
421.
-
Dutchvoorwenden
422.
-
Dutchaanwijzen, aanduiden, wijzen op
423.
-
Dutchcheckliften, qualifiernl
-
Koreanneeded
424.
-
Dutchafnemen
425.
-
Dutchcompliceren
426.
-
Dutchgraveren
427.
-
Dutchzich opstapelen, (zich) vermeerderen, accumuleren
428.
-
Dutchbeginnen, starten, aanvangen, initiëren
429.
-
Dutchvoorbereiden, prepareren
-
Korean준비하다
430.
-
Dutchverrijken
431.
432.
-
Dutchvrijspreken
-
Dutchvrijspreken, kwijtschelden, verlossen
433.
-
Dutchdetineren
434.
-
Dutchloslaten
-
Korean석방하다, 해방하다
435.
-
Dutchrolschaatsen
436.
-
Dutchcomprimeren, samendrukken, verdichten
-
Dutchcomprimeren, samenvatten, verdichten
437.
438.
-
Dutchin trance brengen
439.
-
Dutchanalyseren, ontleden
-
Koreanneeded
440.
-
Dutchzwijgen, stilvallen
441.
-
Dutchflauwvallen, qualifiernl
442.
-
Dutchopgraven
443.
-
Dutchoverwinteren, een winterslaap houden
444.
-
Dutchwreken, wraak nemen
-
Korean복수하다
445.
-
Dutchzich aanstellen, pronken met
446.
-
Dutchproeflezen
447.
-
Korean투자
448.
-
Dutchborduren
449.
-
Dutchhersenspoelen
450.
-
Dutchdehydrateren
451.
452.
-
Dutchachtervolgen
-
Korean뒤쫓다
453.
454.
455.
-
Dutchcompenseren
456.
-
Dutchcorresponderen
457.
-
Dutchovertrekken
458.
-
Dutchbedriegen, in de maling nemen
459.
-
Dutchonderzoeken, bekijken, bestuderen, bestuderen
-
Dutchonderzoeken, een onderzoek instellen, uitzoeken
460.
-
Dutchzwanger worden
-
Korean임신하다
461.
-
Dutchsurfen
462.
-
Dutchtwitteren, tweeten
463.
-
Dutchvoorwenden, doen also, veinzen, pretenderen
-
Korean체하다
464.
-
Dutchrepareren, herstellen
-
Korean수리
465.
-
Dutchontbinden
466.
-
Dutcheen plezier doen
467.
-
Dutchoverdrijven
-
Korean과대시하다과장하다
468.
-
Dutchaanraken
-
Dutchcontacteren
469.
-
Dutchzich tussenkomen, bemoeien
470.
-
Dutchopzeggen
471.
-
Dutchuitspreken
-
Korean발음하다
472.
473.
-
Dutchverwijten, berispen
474.
-
Dutchantwoorden
-
Korean대답하다
475.
-
Dutchbevestigen, beamen
476.
-
Dutchsmachten, zuchten, verlangen (naar)
477.
-
Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten
-
Korean체포하다구속하다
478.
-
Dutchbewerkstelligen
-
Koreanneeded
479.
480.
-
Dutchovergeven, braken, kotsen qualifier
-
Korean게우다
481.
-
Dutchaanklagen
-
Korean고발하다
-
Korean청구하다
-
Korean신용 구매하다 (sinyong gumaehada), 외상질하다
-
Korean충전하다
-
Korean충전하다
-
Korean돌격하다
482.
-
Dutchaanwerven, aanstellen
483.
-
Dutchaflopen, vervallen, verstrijken, verlopen
484.
485.
-
Dutchborstvoeding geven, de borst geven, zogen
-
Korean모유로 키우다
486.
-
Dutchbijeen roepen, bijeen roepen
-
Koreancheck소집하다
487.
-
Dutchvoorschrijven
-
Dutchvoorschrijven
488.
-
Dutchidentificeren
489.
-
Dutchzeilen
490.
-
Dutchkleven, plakken
-
Dutchneergooien
491.
-
Korean안내하다
492.
-
Dutchexploderen, ontploffen
-
Korean폭발적으로 증가하다
493.
-
Dutchten huwelijk vragen
-
Korean구애하다
494.
-
Dutchbeschadigen
-
Dutchruïneren,verwoesten
-
Dutchontmantelen
495.
-
Dutchtelefoneren
-
Korean전화를 걸다
496.
497.
-
Dutchjodelen
498.
-
Dutchherinneren
-
Korean회상하다
499.
500.
-
Dutchsteunen
-
Dutchsteunen, ondersteunen
501.
-
Dutchcheckwegen
-
Koreancheck무게를 달다
502.
-
Dutchcheckknijpen
-
Koreancheck조이다
503.
-
Dutchgissen, vermoeden, veronderstellen
504.
-
Dutchrondspoken
505.
506.
-
Dutchafhankelijk
507.
-
Dutchervaren, meemaken, ondergaan, ondervinden, beleven
-
Korean경험
508.
-
Dutchhengelen
-
Koreanqualifierko
509.
-
Dutchweerkaatsen, weerspiegelen
-
Korean반사하다
510.
-
Dutchuitstellen
511.
-
Dutchstompen, met de vuist slaan
512.
513.
-
Dutchejaculeren
514.
515.
516.
-
Dutchschenden
517.
-
Korean동정하다
518.
519.
-
Dutchbijwerken, op punt stellen
English translator: Dutch Korean suru Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare