spelen Dutch - Welsh

1.


2.


3.

  • Dutchvals spelen, bedriegen


4.

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)

  • Welshactio


5.

  • Dutchspelen

  • Welshchwarae


  • Dutchspelen, bespelen


  • Dutchspelen


  • Dutchspelen, meespelen


  • Dutchspelen, afspelen


6.

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)

  • Welshactio


7.

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)

  • Welshactio


8.

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)

  • Welshactio


9.

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)

  • Welshactio





English translator: Dutch Welsh spelen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare