<>

sein Dutch - Arabic

1.

  • Dutchontvangen, onderbrengen, modereren qualifier


2.


3.

  • Dutchafscheiden, druppelsgewijze lekken, zweten


4.


5.


6.

  • Dutchhebben, zijn


7.


8.


9.


10.

  • Dutchzelfredzaam zijn, zichzelf (behelpen


11.


12.


13.


14.

  • Arabicوَافَقَ, imperfect: يُوَافِقُ


15.


16.


17.


18.


19.


20.

  • Dutchmuggenziften, mierenneuken, vitten


21.


22.


23.


24.

  • Arabicتَخَلَّى عَن, تَوَقَّفَ

  • Dutchophouden met, stoppen (met), opgeven


25.


26.

  • Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn

  • Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn


27.


28.


29.


30.

  • Dutchbelangrijk zijn, er toe doen


31.

  • Dutchcheckprat gaan (op), checktrots zijn (op) attention


32.


33.

  • Dutchprotesteren, ertegen zijn


34.


35.


36.


37.


38.


39.


40.


41.

  • Arabicيقدر

  • Dutchwaarderen, appreciëren, dankbaar zijn voor


42.

  • Arabicرُبَّمَا, مِن اَلْمُمْكِن

  • Dutchmisschien, het zou kunnen, mogelijk


43.


44.


45.


46.

  • Arabicكَثُر, تَوَفَر

  • Dutchovervloedig aanwezig zijn, wemelen qualifier


47.


48.





English translator: Dutch Arabic sein  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare