sein Dutch - Russian
1.
-
Dutchontvangen, onderbrengen, modereren qualifier
2.
-
Dutchverteren
3.
-
Dutchafscheiden, druppelsgewijze lekken, zweten
-
Russianсочи́ться, вытека́ть
4.
-
Dutchlaat, late
-
Russianпо́здний (read: póznij)
-
Dutchlaat, late
-
Russianпо́здний (read: póznij)
-
Russianпо́здний (read: póznij), запозда́лый
-
Dutchlaat
-
Russianпо́здно (read: pózno)
5.
6.
-
Dutchhebben, zijn
7.
-
Dutchzijn ongenoegen uiten, zich storen aan
-
Russianвозмуща́тьсявопи́ть
-
Dutchwrok koesteren
-
Russianнегодова́ть
8.
9.
-
Dutchvals spoor
-
Russianло́жный след
10.
-
Dutchzelfredzaam zijn, zichzelf (behelpen
11.
12.
13.
-
Dutchop de hielen zitten
14.
15.
-
Dutchschuldig zijn
-
Russianqualifierruдолжна́быть до́лжным,
16.
-
Russianкоммутировать
17.
18.
-
Dutchgrenzen aan
-
Russianсоседствовать, прилега́ть, грани́чить
19.
-
Dutchzijn, staan, zitten, liggen, wezen qualifier
-
Russianбыть qualifier
-
Dutchzijn, plaatsvinden
-
Russianбыть, происходи́ть, произойти́
20.
-
Dutcheén en al oor zijn
-
Russianобрати́ться в слух
21.
-
Dutchmuggenziften, mierenneuken, vitten
-
Russianпридира́ться
22.
-
Dutchbakken
23.
-
Dutchzegen
-
Russianне́водсеть
24.
25.
-
Dutchophouden met, stoppen (met), opgeven
-
Russianброса́ть
26.
-
Russianнезнако́мый
27.
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
-
Russianиме́ть смысл, быть поня́тным, поня́тно qualifier
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
-
Russianиме́ть смысл, быть поня́тным, поня́тно qualifier
28.
-
Russianсогласо́вываться
29.
-
Russianобижа́ться
30.
-
Russianпреуспе́ть, qualifierru
31.
-
Dutchop de hielen zitten
32.
-
Russianсочи́тьсяпросочи́ться
33.
-
Dutchbestaan
-
Russianсуществова́ние
34.
-
Dutchbelangrijk zijn, er toe doen
-
Russianиме́ть значе́ние
35.
-
Dutchcheckprat gaan (op), checktrots zijn (op) attention
36.
-
Dutchprotesteren, ertegen zijn
-
Russianвозража́ть
37.
-
Dutchklote zijn
-
Russianотсто́й qualifier
38.
-
Dutchzijnhaar
-
Russianего́свой qualifier
-
Dutchcheckervande zijne
-
Russianего́свой qualifier
39.
40.
-
Dutchtreuzelen
-
Russianло́дырничать, безде́льничать, qualifierru
41.
-
Dutchbezorgd zijn, zich zorgen maken
-
Russianбеспоко́итьсяпережива́ть
42.
43.
-
Dutchbelofte breken
-
Russianизменя́ть
44.
-
Dutchwaarderen, appreciëren, dankbaar zijn voor
-
Russianбыть призна́тельным, быть благода́рным
45.
-
Dutchmisschien, het zou kunnen, mogelijk
-
Russianмо́жет быть, возмо́жно
46.
-
Russianобща́ться, води́ться qualifier
47.
-
Dutchdol zijn op
-
Russian(lслепо
48.
-
Russianрак груди́
49.
-
Dutchverschillen, afwijken
-
Russianотлича́тьсяразлича́ться
-
Dutchverschillen
-
Russianрасходи́ться во мне́ниях
50.
-
Dutchovervloedig aanwezig zijn, wemelen qualifier
-
Russianизоби́ловать
51.
52.
53.
-
Dutchmuggenziften
-
Russianпридира́ться
54.
-
Russianваять, лепить
English translator: Dutch Russian sein Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare