<>

hebben Dutch - Hungarian

1.

  • Dutchzou/zouden (past tense of zullen)

  • HungarianUse the conditional tense, -na/-ne/-ná/-né


2.

  • Dutchbezitten, hebben

  • Hungarianbirtokol, bír


3.

  • Dutchbereiken, het gemaakt hebben

  • Hungarianbefut, beérkezik


4.

  • Dutchvrezen, schrik hebben, bang zijn, vrezen

  • Hungarianretteg


5.

  • Dutchvechten, worstelen, qualifiernl

  • Hungarianküzd, harcol, viaskodik


6.

  • Dutcheen hekel hebben aan, qualifiernl

  • Hungariannem szeret, idegenkedik


7.

  • Dutchniet ter zake doen, er niks mee te maken hebben, irrelevant, onbelangrijk

  • Dutchniet ter zake doen, er niks mee te maken hebben, irrelevant, onbelangrijk


8.

  • Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden


9.

  • Dutchhebben

  • Hungarianbír, birtokol, van -nak/-nek gloss


  • Dutchhebben, zijn


  • Dutchhebben


10.

  • Dutch(een) miskraam hebben, checkvoortijdig bevallen


11.

  • Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden


12.

  • Dutchbetreuren, berouw hebben


13.


14.

  • Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden


15.


16.

  • Dutchvan mening verschillen, een afwijkende mening hebben, een minderheidsstandpunt innemen


17.

  • Dutch(archaic) derven, ontberen, missen, gebrek hebben qualifier

  • Hungariannélkülöz


18.

  • Dutchveroorzaken, leiden tot, tot gevolg hebben


19.


20.


21.


22.


23.

  • Dutchhouden van, graag hebben, lusten, graag lusten, leuk vinden

  • Hungarianszeret, kedvel


  • Dutchgraag hebben, graag zien, zich aangetrokken voelen tot, leuk vinden

  • Hungariantetszik qualifier


24.


25.

  • Dutchwas het maar zo dat, or use auxiliary hebben with inversion and

  • Hungarianbár, bárcsak

  • Dutchwas het maar zo dat, or use auxiliary hebben with inversion and

  • Hungarianbár, bárcsak


26.


27.

  • Dutchbezwaar hebben, protesteren, bezwaar maken

  • Hungarianvisszautasít, óvást emel


28.

  • Dutchvereisen, nodig hebben, behoeven, benodigen


  • Dutchmoeten hebben


29.

  • Dutchvastbenoemd zijn, een vaste benoeming hebben


30.

  • Dutchliefhebberen, als liefhebberij hebben


31.

  • Dutchseks hebben

  • Hungarianszexel, szeretkezik, szerelmeskedik





English translator: Dutch Hungarian hebben  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare