bewegen Dutch - Japanese

1.

  • Dutchoproeren, bewegen, wervelen


2.

  • Dutchaansporen, aanmoedigen, bewegen

  • Japanese行動


3.


4.

  • Dutchzwaaien, wuiven


5.

  • Dutchbewegen, zich bewegen, zich verplaatsen

  • Japanese動く


  • Dutchcheckzetten, checkeen zet doen

  • Japanese動かす


  • Dutch(doen) bewegen, verroeren, roeren

  • Japanese動かす


  • Dutchdrijven, aanzetten, aansporen, bewegen


  • Dutchontroeren, roeren, bewegen, aangrijpen, ontzetten

  • Japanese感動染み返る


6.

  • Dutchontroeren, emotioneren, emotioneren


7.


8.





English translator: Dutch Japanese bewegen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare