bewegen Dutch - Galician

1.

  • Dutchoproeren, bewegen, wervelen


2.

  • Dutchaansporen, aanmoedigen, bewegen


3.

  • Dutchzwaaien, wuiven


4.

  • Dutchbewegen, zich bewegen, zich verplaatsen

  • Galicianmover


  • Dutchcheckzetten, checkeen zet doen


  • Dutch(doen) bewegen, verroeren, roeren

  • Galicianmover


  • Dutchdrijven, aanzetten, aansporen, bewegen


  • Dutchontroeren, roeren, bewegen, aangrijpen, ontzetten

  • Galicianemocionar


5.

  • Dutchontroeren, emotioneren, emotioneren


6.





English translator: Dutch Galician bewegen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare