bewegen Dutch - French
1.
-
Dutchoproeren, bewegen, wervelen
2.
-
Dutchaansporen, aanmoedigen, bewegen
-
Frenchstimuler
3.
-
Dutchzwaaien, wuiven
-
Frenchfleurir, brandir
4.
-
Frenchonduler, ondoyer
5.
-
Dutchbewegen, zich bewegen, zich verplaatsen
-
Frenchmouvoir
-
Dutchcheckzetten, checkeen zet doen
-
Frenchbouger
-
Dutch(doen) bewegen, verroeren, roeren
-
Frenchdéplacer
-
Dutchdrijven, aanzetten, aansporen, bewegen
-
Frenchinciter
-
Dutchontroeren, roeren, bewegen, aangrijpen, ontzetten
-
Frenchémouvoir
6.
-
Dutchontroeren, emotioneren, emotioneren
-
Frenchaffecter, émouvoir
7.
English translator: Dutch French bewegen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare