tijd Dutch - Tagalog
1.
-
Dutchde tijd vliegt
2.
-
Dutchtijdjeeen hele tijd
3.
-
Dutchvrije tijd
-
Tagalogaliwaksay
-
Dutchvrije tijd
-
Tagalogaliwaksay
4.
5.
6.
7.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Tagalogpaminsan-minsan, pana-panahon
8.
-
Dutchtijd
9.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Tagalogpaminsan-minsan, pana-panahon
10.
-
Dutchtijd verdrijven
11.
12.
13.
-
Dutchheden
14.
15.
-
Dutchachterstallig, over tijd
-
Tagaloglampas sa taning
16.
-
Dutchuur
17.
-
Dutchtegenwoordige tijd
-
Tagalogpangkasalukuyan, nagaganap
18.
19.
-
Dutchongeveer tijd, haast zover
20.
-
Dutchverleden tijd
-
Tagalogpangnagdaan, naganap
21.
-
Dutchtijd is geld
22.
-
Dutchruimte-tijd, ruimtetijd, tijd-ruimte, tijdruimte
23.
-
Dutchop de hoogte, bekend, goed ingelicht, welingelicht, met zijn tijd mee
24.
-
Dutchverleden tijd
-
Tagalognaganap
25.
-
Dutchheden
26.
-
Dutchheden
27.
-
Dutchtoekomende tijd
-
Tagalogpanghinaharap, magaganap
28.
29.
-
Dutchin de verleden tijd, in het preteritum
30.
-
Dutchtijd
31.
-
Dutchte zijner tijd
32.
-
Dutchverleden tijd
-
Tagalognaganap
33.
-
Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed
English translator: Dutch Tagalog tijd Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare