tijd Dutch - Russian
1.
-
Dutchde tijd vliegt
-
Russianвре́мя лети́т
2.
-
Dutchtijdjeeen hele tijd
-
Russianвре́мяпромежу́ток время
3.
-
Dutchvrije tijd
-
Russianдосу́г
-
Dutchvrije tijd
-
Russianдосу́г
4.
-
Russianпросто́е проше́дшее вре́мя
5.
6.
7.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Russianвре́мя от вре́мени, времена́ми, поро́й, иногда́
8.
9.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Russianвре́мя от вре́мени, времена́ми, поро́й, иногда́
10.
-
Dutchtijd verdrijven
-
Russianкорота́ть
11.
12.
13.
-
Dutchheden
-
Russianнастоя́щее
14.
15.
-
Dutchachterstallig, over tijd
16.
-
Dutchuur
-
Russianчасгоди́на
17.
-
Dutchtegenwoordige tijd
-
Russianнастоя́щее вре́мя
18.
-
Russianнесоверше́нный
19.
-
Dutchongeveer tijd, haast zover
20.
-
Dutchverleden tijd
-
Russianпроше́дшее вре́мя
21.
-
Dutchtijd is geld
-
Russianвре́мя — де́ньги
22.
-
Dutchruimte-tijd, ruimtetijd, tijd-ruimte, tijdruimte
-
Russianпростра́нство-вре́мя
23.
-
Dutchop de hoogte, bekend, goed ingelicht, welingelicht, met zijn tijd mee
-
Russiancheckв курс
24.
-
Dutchverleden tijd
-
Russianпроше́дшее вре́мя
25.
-
Dutchheden
-
Russianнастоя́щее
26.
-
Dutchheden
-
Russianнастоя́щее
27.
-
Dutchtoekomende tijd
-
Russianбу́дущее вре́мя
28.
-
Dutchgetijde
-
Russianприли́вотли́в
-
Dutchgetijde
-
Russianвре́мя
29.
-
Dutchin de verleden tijd, in het preteritum
-
Russianпрете́рит
-
Russianпроше́дшее вре́мя
30.
31.
-
Dutchte zijner tijd
32.
-
Dutchverleden tijd
-
Russianпроше́дшее вре́мя
33.
-
Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed
-
Russianдопото́пный
English translator: Dutch Russian tijd Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare