tijd Dutch - Japanese
1.
-
Dutchde tijd vliegt
-
Japanese光陰矢の如し
2.
-
Dutchtijdjeeen hele tijd
3.
-
Dutchvrije tijd
-
Japanese, 余暇
-
Dutchvrije tijd
-
Japanese余暇閑散
4.
5.
6.
-
Japanese大過去
7.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Japanese時々
8.
9.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Japanese時々
10.
-
Dutchtijd verdrijven
11.
-
Japanese未来完了時制
12.
13.
14.
-
Japanese現在完了
15.
-
Dutchachterstallig, over tijd
16.
-
Dutchuur
17.
-
Dutchtegenwoordige tijd
-
Japanese現在時制現在形
18.
19.
-
Dutchongeveer tijd, haast zover
20.
-
Dutchverleden tijd
-
Japanese過去時制過去形
21.
-
Dutchtijd is geld
-
Japanese時は金なり
22.
-
Dutchruimte-tijd, ruimtetijd, tijd-ruimte, tijdruimte
-
Japanese時空
23.
-
Dutchop de hoogte, bekend, goed ingelicht, welingelicht, met zijn tijd mee
24.
-
Dutchverleden tijd
-
Japanese過去時制過去形
25.
26.
27.
-
Dutchtoekomende tijd
-
Japanese未来時制未来形未来
28.
29.
-
Dutchin de verleden tijd, in het preteritum
-
Japanesequalifierja
-
Japanese過去
30.
31.
-
Dutchte zijner tijd
32.
-
Dutchverleden tijd
-
Japanese過去時制過去形
33.
-
Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed
English translator: Dutch Japanese tijd Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare