tijd Dutch - Italian
1.
-
Dutchde tijd vliegt
2.
-
Dutchtijdjeeen hele tijd
3.
-
Dutchvrije tijd
-
Italiansvago
-
Dutchvrije tijd
-
Italianagiotempo libero
4.
5.
6.
-
Italiantrapassato prossimo
7.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Italiandi tanto in tanto, ogni tanto, di quando in quando
8.
9.
-
Dutchvan tijd tot tijd
-
Italiandi tanto in tanto, ogni tanto, di quando in quando
10.
-
Dutchtijd verdrijven
11.
12.
13.
14.
15.
-
Dutchachterstallig, over tijd
-
Italianscaduto
16.
-
Dutchuur
17.
-
Dutchtegenwoordige tijd
-
Italianpresente indicativo
18.
-
Italianimperfetto
19.
-
Dutchongeveer tijd, haast zover
20.
-
Dutchverleden tijd
-
Italianpassato
21.
-
Dutchtijd is geld
-
Italianil tempo è denaro
22.
-
Dutchruimte-tijd, ruimtetijd, tijd-ruimte, tijdruimte
-
Italianspaziotempo
23.
-
Dutchop de hoogte, bekend, goed ingelicht, welingelicht, met zijn tijd mee
-
Italianaggiornatoal passo, al corrente
24.
-
Dutchverleden tijd
-
Italianpassato
25.
26.
27.
-
Dutchtoekomende tijd
-
Italianfuturo
28.
29.
-
Dutchin de verleden tijd, in het preteritum
-
Italiancheckpreterito
30.
31.
-
Dutchte zijner tijd
-
Italiana tempo debito
32.
-
Dutchverleden tijd
-
Italianpassato
33.
-
Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed
-
Italianantidiluviano, antediluviano
English translator: Dutch Italian tijd Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare