spelen Dutch - Spanish
1.
-
Dutchschaakmat spelen
2.
-
Dutcheen solo spelen
-
Spanishtocar un solo
3.
-
Dutchvals spelen, bedriegen
-
Spanishhacer trampa
4.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Spanishactuar
5.
-
Dutchspelen
-
Spanishjugar
-
Dutchspelen, bespelen
-
Spanishtocar
-
Dutchspelen
-
Spanishtocar
-
Dutchspelen, meespelen
-
Spanishjugar a
-
Dutchspelen, afspelen
-
Spanishreproducir
6.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Spanishactuar
7.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Spanishactuar
8.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Spanishactuar
9.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Spanishactuar
English translator: Dutch Spanish spelen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare