spelen Dutch - Catalan

1.


2.


3.

  • Catalantrampejar, mentir

  • Dutchvals spelen, bedriegen


4.

  • Catalanactuar

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)


5.

  • Catalanjugar

  • Dutchspelen


  • Catalantocar

  • Dutchspelen, bespelen


  • Catalantocar

  • Dutchspelen


  • Catalanparticipar, jugar

  • Dutchspelen, meespelen


  • Dutchspelen, afspelen


6.

  • Catalanactuar

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)


7.

  • Catalanactuar

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)


8.

  • Catalanactuar

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)


9.

  • Catalanactuar

  • Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)





English translator: Dutch Catalan spelen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare