put marked word in Dutch - Japanese
1.
-
Dutchlaat maar, uitmaken
-
Japaneseご心配なく
2.
-
Dutchtweede naamval
-
Japanese属格
3.
-
Japanese分かる
-
Dutchcheckverstaan, checkbegrijpen, checkbut “begrijpen” or “snappen” a concept or idea or decision.
4.
-
Dutchcheckdito, checkide, checkidem dito, checkdito dito
5.
-
Dutchhoofdtelwoord
-
Japanese基数
6.
7.
-
Dutchnoordelijk
8.
-
Dutchlenen, uitlenen
-
Japaneseneeded
9.
-
Dutchkatjepoesje
-
Japanese子猫
10.
-
Japanese定義域始域
11.
-
Dutchteleurstelling
-
Japanese狼狽
12.
-
Dutchnoordelijk
13.
-
Japanese定義域始域
14.
-
Japanese昼寝午睡シエスタ
15.
-
Dutchinspanning, ijveren
-
Japanese努力
-
Dutchqualifiernl
-
Japanese事業
16.
-
Dutchparaatheid
-
Japanese気を付け
17.
-
Dutchhalte
-
Japanesequalifierja
18.
19.
20.
-
Dutchvoornaamste
-
Japanese主要な
21.
-
Dutchhalte
-
Japanesequalifierja
22.
-
Dutch(een) miskraam hebben, checkvoortijdig bevallen
-
Dutch(doen) aborteren, checkbeëindigen, checkdoen mislukken
-
Japaneseneeded
23.
-
Dutchparaatheid
-
Japanese気を付け
24.
-
Dutchhazelaar
25.
-
Dutchloven, prijzen, eren
-
Japanese褒める
26.
-
Dutchqualifiernl
-
Japanese喜ぶ
27.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
28.
-
Dutchoostwaarts
29.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
30.
-
Dutchhalte
-
Japanesequalifierja
31.
-
Japanese式
32.
33.
34.
35.
-
Dutchmedeklinker
-
Japanese子音
36.
-
Dutchvoorzien (
37.
-
Dutchchecktegenwicht
-
Dutchchecktegenkracht
-
Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegengewicht vormen voor
-
Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegenkracht vormen voor
38.
39.
-
Dutchbestorming
-
Japanese猛攻撃
-
Dutchcheckstorm
40.
-
Dutchstuiteren, ketsen
41.
-
Japanesecheck剰余金
42.
-
Japanese式
43.
-
Dutchhoofdtelwoord
-
Japanese基数
44.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
45.
-
Japaneseユニタリー
46.
47.
-
Dutchcheckantiek, checkoeroud
-
Japanesecheck古代の
48.
-
Dutchcheckmisbruik
-
Japanese濫用
-
Dutchcheckmisbruiken, checkverkeerd gebruiken
-
Japanese濫用
49.
-
Dutchqualifiernl
50.
51.
-
Dutchnoordelijk
52.
-
Japanese定義域始域
53.
-
Dutchcheckzonder hoofdelijke stemming, checkmet algemene instemming
54.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
English translator: Dutch Japanese put marked word in Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare