put marked word in Dutch - Esperanto
1.
-
Dutchlaat maar, uitmaken
2.
-
Dutchtweede naamval
-
Esperantogenitivo
3.
-
Dutchcheckverstaan, checkbegrijpen, checkbut “begrijpen” or “snappen” a concept or idea or decision.
4.
-
Dutchcheckdito, checkide, checkidem dito, checkdito dito
5.
-
Dutchhoofdtelwoord
6.
-
Dutchzaken
7.
-
Dutchnoordelijk
-
Esperantochecknorda
8.
-
Dutchlenen, uitlenen
-
Esperantoneeded
9.
-
Dutchkatjepoesje
-
Esperantoqualifiereoeo
10.
-
Dutchteleurstelling
11.
-
Dutchnoordelijk
-
Esperantochecknorda
12.
-
Dutchinspanning, ijveren
-
Dutchqualifiernl
13.
-
Dutchparaatheid
14.
15.
-
Dutchklinker
16.
17.
-
Dutchvoornaamste
-
Esperantoprecipa
18.
19.
-
Dutch(een) miskraam hebben, checkvoortijdig bevallen
-
Dutch(doen) aborteren, checkbeëindigen, checkdoen mislukken
20.
-
Dutchparaatheid
21.
22.
-
Dutchloven, prijzen, eren
-
Esperantolaŭdi
23.
-
Dutchqualifiernl
-
Esperantoplaĉi
24.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
25.
-
Dutchoostwaarts
-
Esperantoorienten
26.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
27.
28.
-
Esperantoesprimo
29.
30.
-
Dutchnutteloos, onbruikbaar
31.
32.
-
Dutchmedeklinker
-
Esperantokonsonanto
33.
-
Dutchvoorzien (
34.
-
Dutchchecktegenwicht
-
Dutchchecktegenkracht
-
Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegengewicht vormen voor
-
Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegenkracht vormen voor
35.
-
Esperantocheckblovi
36.
-
Esperantochecksonori
37.
-
Dutchbestorming
-
Dutchcheckstorm
-
Esperantocheckŝtormo, qualifiereo
38.
-
Dutchstuiteren, ketsen
-
Esperantoneeded
39.
-
Esperantoesprimo
40.
-
Dutchhoofdtelwoord
41.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
42.
-
Dutchsprong
43.
-
Dutchcheckantiek, checkoeroud
-
Esperantocheckantikva
44.
-
Dutchcheckmisbruik
-
Dutchcheckmisbruiken, checkverkeerd gebruiken
-
Esperantoneeded
45.
-
Dutchqualifiernl
46.
-
Dutchzaken
47.
-
Dutchnoordelijk
-
Esperantochecknorda
48.
-
Dutchcheckzonder hoofdelijke stemming, checkmet algemene instemming
49.
-
Dutchneerknuppelen, slaan
-
Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen
English translator: Dutch Esperanto put marked word in Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare