put marked word in Dutch - Albanian

1.

  • Dutchlaat maar, uitmaken


2.


3.

  • Dutchcheckverstaan, checkbegrijpen, checkbut “begrijpen” or “snappen” a concept or idea or decision.


4.

  • Dutchcheckdito, checkide, checkidem dito, checkdito dito


5.


6.


7.


8.

  • Dutchlenen, uitlenen


9.


10.


11.


12.


13.


14.


15.


16.


17.


18.


19.

  • Dutch(een) miskraam hebben, checkvoortijdig bevallen


  • Dutch(doen) aborteren, checkbeëindigen, checkdoen mislukken


20.


21.


22.

  • Albanianlëvdoj, lavdëroj

  • Dutchloven, prijzen, eren


23.


24.

  • Dutchneerknuppelen, slaan


  • Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen


25.


26.

  • Dutchneerknuppelen, slaan


  • Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen


27.


28.


29.

  • Dutchnutteloos, onbruikbaar


30.


31.


32.


33.

  • Dutchchecktegenwicht


  • Dutchchecktegenkracht


  • Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegengewicht vormen voor


  • Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegenkracht vormen voor


34.


35.


36.

  • Dutchstuiteren, ketsen


37.


38.

  • Dutchneerknuppelen, slaan


  • Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen


39.


40.


41.

  • Dutchcheckmisbruik


  • Dutchcheckmisbruiken, checkverkeerd gebruiken


42.


43.


44.


45.

  • Dutchcheckzonder hoofdelijke stemming, checkmet algemene instemming


46.

  • Dutchneerknuppelen, slaan


  • Dutchcheckzich groeperen, checkzich verenigen, checksamengaan, checkeen club vormen





English translator: Dutch Albanian put marked word in  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare