<>

niet Dutch - French

1.


2.


3.


4.


5.

  • Dutchniet-Joods


  • Dutchcheckniet-Joods, checkchristelijk, checkongelovig, checkheidens


6.


7.


8.


9.


10.


11.


12.

  • Dutchniet ter zake doen, er niks mee te maken hebben, irrelevant, onbelangrijk

  • Dutchniet ter zake doen, er niks mee te maken hebben, irrelevant, onbelangrijk


13.


14.


15.


16.

  • Dutchniet-schuldig verklaren, kwijtschelden qualifier


17.


18.


19.


20.


21.

  • Dutchzelfs, (niet) eens

  • Frenchmême, voire


22.

  • Dutchzelfs, (niet) eens

  • Frenchmême, voire


23.

  • Dutchnooit opgeven!, geef niet op!

  • Frenchne vous laissez pas abattre, ne baissez jamais les bras, il ne faut jamais baisser les bras, accrochez-vous, tenez bon


24.


25.


26.

  • Dutchzeker niet, in geen geval

  • Frenchen aucun cas, aucunement


27.


28.

  • Dutchcheckhet niet eens zijn , checkhet oneens zijn


  • Dutchniet overeenkomen, niet overeenstemmen


29.

  • Dutchafwezig, ontbrekend, niet meer voorhanden, tekort

  • Frenchabsent


  • Dutchwegblijven van, zich absenteren, niet opdagen


30.

  • Dutchzelfs, (niet) eens

  • Frenchmême, voire


31.

  • Dutchecht niet, no way

  • Frenchen aucune façon, pas question, jamais de la vie, pas moyen

  • Dutchecht niet, no way

  • Frenchen aucune façon, pas question, jamais de la vie, pas moyen


32.

  • Dutchontembaar, niet klein te krijgen

  • Frenchindomptable


33.

  • Dutchnog in leven, nog niet dood en begraven


34.


35.


36.

  • Dutchga weg!, dat meen je niet!, nooit!

  • Dutchcheckophouden, checkmond houden, checkbek dicht, checkklep dicht, checkhou je muil


37.

  • Dutchniet overdekte tribuneplaats,

  • Frenchplace de tribune non-couverte, gradin


38.


39.


40.


41.

  • Dutchlos, niet gebonden


42.

  • Dutchniet in staat, onbekwaa

  • Frenchincapable


43.


44.


45.


46.


47.


48.


49.


50.

  • Dutchverstrooid, afwezig, elders met zijn gedachten, er niet bij

  • Frenchdistrait


51.


52.


53.

  • Dutchverwarrend, niet duidelijk, chaotisch

  • Frenchcomplexe, déroutant


54.

  • Dutchniet spraakzaam, gesloten

  • Frenchtaciturne, peu bavard


55.


56.


57.


58.


59.





English translator: Dutch French niet  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare