gaan Dutch - Belarusian
1.
2.
-
Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen
3.
4.
-
Dutchgaan
5.
6.
-
Belarusianвыхо́дзіцьвы́йсці
-
Dutchnaar buiten gaan
-
Dutchuitgaan
7.
-
Belarusianаральны сэкс
-
Dutchorale seks
-
Belarusianаральны сэкс
-
Dutchorale seks
8.
-
Dutchhandelsmerk
9.
10.
-
Dutchvrijuit gaan
11.
-
Belarusianпадзе́я
-
Dutchgebeurtenis
12.
13.
-
Dutchsamenkomstraakpunt
-
Dutchcheckafspraak
-
Dutchcheckvergadering
14.
-
Dutchoverschrijden, te buiten gaan, overstijgen
15.
-
Belarusianрабо́та
-
Dutchwerkberoep
16.
-
Belarusianга́ндалькаме́рцыя
-
Dutchhandel
17.
-
Belarusianтэлепатыя
-
Dutchtelepathie
18.
19.
-
Dutchverklaring
20.
-
Dutchvariant
21.
-
Belarusianсэкспалавы́я зно́сіны
-
Dutchseksvrijen
22.
23.
-
Dutchoverkop gaan
24.
-
Dutchdienst
25.
-
Dutchgaan (+ infinitive)
-
Dutchpast tense of gaan: ging, gingen (+ infinitive)
26.
-
Belarusianраўна́нне
-
Dutchvergelijking
27.
-
Belarusianперабудо́ва
-
Dutchperestrojka
28.
-
Belarusianімігра́цыя
-
Dutchinwijking
29.
-
Dutchondergeschikte
30.
-
Belarusianсупраціўле́ннесупраці́ў
-
Dutchweerstand
31.
-
Belarusianзгвалтава́нне
-
Dutchverkrachting
32.
33.
-
Dutchontwijken, uit de weg gaan, ontspringen
34.
35.
-
Dutchafbuigen, buigen, draaien, gaan
36.
-
Belarusianдыяло́гразмо́вагута́рка
-
Dutchdialoog
37.
38.
39.
40.
41.
-
Dutchcontroverse
42.
-
Belarusianрабо́та
-
Dutchwerkberoep
43.
-
Dutchdienst
44.
45.
-
Dutchopenbaar vervoer
46.
-
Dutchpersoneelszaken
47.
-
Dutchop rente gaan
48.
49.
50.
-
Dutchop vakantie gaan
51.
-
Dutchde pijp aan Maarten geven, het loodje leggen
52.
-
Dutchvan boord gaan, ontschepen
53.
-
Belarusianбеспрацо́ўя
-
Dutchwerkloosheid
54.
-
Belarusianжале́зная даро́гачыгу́нкачыгу́начны пуць
-
Dutchspoorwegen
55.
-
Belarusianпрыбыццёпрые́зд
-
Dutchkomst
56.
-
Dutchde pijp uit gaan, sneven
57.
-
Belarusianдыктату́ра
-
Dutchdictatuur
58.
-
Belarusianпаслухмя́насць
-
Dutchgehoorzaamheid
59.
-
Belarusianрэвалю́цыя
-
Dutchrevolutie
60.
-
Belarusianдакумента́цыя
-
Dutchdocumentatie
61.
-
Dutchejaculatie
62.
-
Dutchoverstag gaan
63.
-
Dutch-ing
64.
-
Dutchbewondering
65.
-
Dutchbatsen, van bil gaan
66.
-
Dutchwenselijk
67.
-
Dutchdienst
68.
-
Belarusianсамагу́бствасамазабойства
-
Dutchzelfmoord
69.
-
Dutchcheckprat gaan (op), checktrots zijn (op) attention
70.
-
Dutchmuziek
71.
-
Belarusianабаро́на
-
Dutchverdediging
72.
73.
-
Dutchin beroep gaan, in hoger beroep gaan
74.
-
Dutchtatoeage
75.
-
Dutchtechnisch gesproken, strikt genomen
76.
-
Dutchsamenkomstraakpunt
-
Dutchcheckafspraak
-
Dutchcheckvergadering
77.
-
Belarusianграма́дская арганіза́цыя
78.
79.
80.
81.
-
Belarusianпаўста́нне
-
Dutchopstandrevolte
82.
-
Dutchbemoeial
83.
-
Dutchanabolisme
84.
-
Dutchaanval
85.
-
Belarusianсвабода слова
86.
-
Belarusianпрастытуцыя
-
Dutchprostitutie
87.
-
Belarusianрабо́та
-
Dutchwerkberoep
88.
-
Belarusianга́ндалькаме́рцыя
-
Dutchhandel
-
Dutchcheckarbeidsmarkt
89.
-
Belarusianпадзе́я
-
Dutchgebeurtenis
90.
-
Belarusianсадзі́ццасе́сці
-
Dutchgaan zitten
91.
-
Belarusianавіякампа́нія
92.
-
Belarusianбаяво́е маста́цтва
93.
-
Belarusianпаскара́ццапаско́рыцца
-
Dutchversnellen, lsneller l
94.
-
Belarusianцяжа́рнасць
-
Dutchzwangerschap
95.
-
Dutchaan boord gaan, opstappen, instappen
96.
-
Dutchcheckjeuk in de vingers, checkjeuk in de handen
97.
-
Dutchgaan, verlaten
98.
-
Dutchwaarnemingshorizon
99.
-
Dutchaan de gang gaan met, doorgaan
-
Dutchaan de gang gaan met, doorgaan
100.
-
Belarusianанальны сэкс
-
Dutchanale seks
101.
-
Belarusianрабо́та
-
Dutchwerkberoep
102.
-
Belarusianрабо́та
-
Dutchwerkberoep
103.
-
Dutchmet pensioen gaan
104.
-
Dutchverkennen, exploreren, op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in
105.
106.
-
Belarusianабо́рт
107.
-
Belarusianпатрабава́ць
-
Dutchvereisen, nodig hebben, behoeven, benodigen
108.
109.
-
Dutchtrekken, op trektocht gaan, rondtrekken, reizen, rondreizen
110.
-
Dutcheen fout maken, in de fout gaan
111.
-
Dutchverdict
112.
-
Dutchweggaan, vertrekken
-
Dutchcheckover zijn, checkoverblijven, checklaten
113.
-
Dutchuitvoering
114.
-
Dutchdiplomatie
115.
116.
-
Belarusianпаліва́ньне
-
Dutchplengoffer
-
Dutchplengoffer
117.
-
Belarusianтэрары́ст
-
Dutchterroristterroriste
118.
119.
-
Dutchervandoor gaan
120.
-
Belarusianняма крыніцы
121.
-
Belarusianкласціся
-
Dutchgaan liggen
122.
-
Dutchergonomie
123.
124.
-
Dutchdames gaan voor
125.
-
Belarusianаперацыйная сістэма
-
Dutchbesturingssysteem
126.
-
Dutchin de fout gaan
127.
128.
-
Dutchaftreden, uit de weg gaan, opgeven
129.
-
Dutchoverstag gaan, wenden,
English translator: Dutch Belarusian gaan Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare