laten Dutch - Russian

1.


2.


3.


4.


5.

  • Dutchhet laten afweten, het opgeven


6.


7.


8.


9.

  • Dutchhet laten afweten, het opgeven


10.


11.


12.


13.

  • Dutchlaten getuigen, onttronen, uit het ambt ontzetten, eed getuigenis/ afleggen afnemen, verhoren


14.

  • Dutchhet laten afweten, het opgeven


15.


16.

  • Dutchzich roeren, van zich laten horen


17.


18.


19.


20.

  • Dutchte water laten, voorstellen


21.


22.

  • Dutchlanceren, te water laten


23.


24.


25.

  • Dutchverlaten, opgeven


  • Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken

  • Russianотка́зываться


  • Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken

  • Russianотбрасывать, отверга́ть


26.


27.


28.


29.


30.

  • Dutchdoen, laten


31.


32.


33.


34.

  • Dutchprotten, scheet


35.

  • Dutchdoen, laten


36.


37.


38.

  • Dutchdoen, laten


39.


40.


41.

  • Russianотка́зываться, возде́рживаться

  • Dutchlaten voorbijgaan, passen


42.

  • Dutchdoen, laten


43.


44.





English translator: Dutch Russian laten  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare