laten Dutch - German
1.
-
Dutchlaten vallen
-
Germanfallen lassen
-
Dutchlaten vallen
2.
-
Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen
-
Germanvorangehen, vorausgehen
3.
-
Dutchabsorberen, laten doordringen, verteren
-
Germanaufnehmen
4.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
5.
-
Dutchhet laten afweten, het opgeven
6.
-
Dutchlaten besterven
7.
-
Germanfurzen, pupsen
8.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
9.
-
Dutchhet laten afweten, het opgeven
10.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
11.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
12.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
13.
-
Dutchlaten getuigen, onttronen, uit het ambt ontzetten, eed getuigenis/ afleggen afnemen, verhoren
-
Germanverhören
14.
-
Dutchhet laten afweten, het opgeven
15.
-
Dutcheen wind laten, een scheet laten
-
Germanfurzen
16.
-
Dutchzich roeren, van zich laten horen
17.
-
Dutchlaten vallen
-
Germanfallen lassen
-
Dutchlaten vallen
18.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
19.
-
Dutch(laten) benadrukken
-
Germanbieten, aufweisen, darbieten, besonders
20.
-
Dutchte water laten, voorstellen
-
Germanvorschlagen
21.
-
Dutchde kat sturen, in de kou laten staan
-
Germansitzen lassen, versetzen
22.
-
Dutchlanceren, te water laten
23.
-
Dutchleeg laten lopen
24.
-
Germanlatente Wärme
25.
-
Dutchlaten schrikken
-
Germanerschrecken
26.
-
Dutchverlaten, opgeven
-
Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken
-
Germanverzichten, aufgeben
-
Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken
-
Germanverlassen, aufgeben
27.
-
Dutchin de steek laten, verlaten, dumpen
-
Germanden Laufpass geben gloss
28.
-
Dutchachterlaten, in de steek laten, verlaten, begeven qualifier
-
Germanaufgeben, zurücklassen, aussetzen
29.
-
Dutchlaten, toestaan
-
Germanlassen
30.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
31.
-
Dutchdoen, laten
32.
-
Dutchlaten ontkiemen
33.
-
Dutchachterlaten, laten qualifier
-
Germanlassen, zurücklassen
-
Dutchlaten, nalaten
-
Germanhinterlassen
-
Dutchoverdragen, overlaten
-
Dutchverlaten, achterlaten
-
Germanverlassen
-
Dutchbeëindigen, verlaten
-
Dutchweggaan, vertrekken
-
Germangehen, weggehen
-
Dutchcheckover zijn, checkoverblijven, checklaten
-
Germancheckbelassen
34.
-
Dutchlaten verdwijnen
-
Germanzum Verschwinden bringen, verschwinden lassen
35.
-
Dutchprotten, scheet
-
Germanpupen, pupsen, furzen
36.
-
Dutchdoen, laten
37.
-
Dutchboeren, een boer
-
Germanrülpsen
38.
-
Dutchlaten doen
-
Germanerlauben, zulassen
39.
-
Dutchdoen, laten
40.
-
Dutchlaten overwinteren
-
Germanüberwintern
41.
-
Dutchachterlating, verlating, in de steek laten
-
GermanÜberlassenPreisgabe
-
Dutchachterlating, verlating, verwaarlozing, veronachtzaming, het in de steek laten
42.
-
Germanverzichten (auf)
-
Dutchlaten voorbijgaan, passen
43.
-
Dutchdoen, laten
44.
-
Dutchhet terugkrabbelen
45.
-
Dutchlaten droppen
-
Germanfallen lassen
English translator: Dutch German laten Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare