nicht Dutch - Norwegian
1.
2.
-
Dutchzou/zouden (past tense of zullen)
3.
-
Norwegianfetterkusinesøskenbarn
4.
-
Dutchgoedenacht, goeienacht, before going to sleep welterusten, trusten qualifier
-
Norwegiangod natt
5.
-
Dutchonherstelbaar
6.
-
Dutchhelemaal niet
7.
-
Dutchpoot, nicht
-
Norwegianskeiv
8.
9.
-
Norwegianog så levde de lykkelig alle sine dager, og er de ikke døde, så lever de ennå
10.
-
Dutchnicht
11.
-
Dutchgesloten
12.
-
Dutchniet slecht
13.
-
Dutchtoch
14.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Norwegianvanlig
-
Dutchveelvoorkomend
-
Norwegianvanlig
15.
-
Dutchnooit opgeven!, geef niet op!
16.
-
Dutchniet van toepassing
-
Dutchniet beschikbaar
17.
-
Dutchonnodig
-
Norwegianunødvendig
18.
-
Dutchonbelangrijk, dunnetjes
19.
-
Dutchgoedenacht, goeienacht, before going to sleep welterusten, trusten qualifier
-
Norwegiangod natt
20.
-
Dutchpoot, nicht
-
Norwegianskeiv
21.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Norwegianvanlig
-
Dutchveelvoorkomend
-
Norwegianvanlig
22.
-
Dutchniet eens, nog niet, zelfs niet (each can however be split)
23.
24.
25.
-
Dutchdeze avond g
-
Norwegiani
26.
-
Dutchover het hoofd zien
27.
28.
29.
-
Dutchafkeuren
30.
-
Dutchonoplettend
31.
32.
-
Dutchbehalve
-
Norwegianenn, bortsett fra, unntatt, foruten
33.
-
Dutchjanet goffensive, nicht
34.
-
Dutchgeen problee, graag gedaan
-
Norwegianikke noe proble
35.
-
Dutchmeer, langer
36.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Norwegianvanlig
-
Dutchveelvoorkomend
-
Norwegianvanlig
37.
38.
-
Dutchongeïdentificeerd
39.
40.
41.
-
Dutchbelofte breken
42.
-
Dutchonpassend
43.
44.
-
Dutchverschillen, afwijken
45.
-
Dutchbuiten gebruik, buiten werking
-
Norwegianlagt ned, nedlagt,
46.
-
Dutchafkeuren
47.
48.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Norwegianvanlig
-
Dutchveelvoorkomend
-
Norwegianvanlig
49.
-
Dutchniet-
50.
-
Dutchnog niet
English translator: Dutch Norwegian nicht Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare