behalve Dutch - Norwegian

1.

  • Dutchbehalve


  • Dutchbehalve dat, daarnaast, daarbuiten


2.

  • Dutchbehalve, zonder, uitgezonderd, in afwezigheid van


3.

  • Dutchbehalve

  • Norwegianenn, bortsett fra, unntatt, foruten


4.

  • Dutchafgezien van, behalve

  • Norwegian


5.

  • Dutchbehalve, uitgezonderd

  • Norwegian





English translator: Dutch Norwegian behalve  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare