passen Dutch - Korean

1.

  • Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen


2.


3.

  • Dutchbabysitten, kinderen passen#Dutch


4.

  • Dutchdoen bijeen passen, zorgen dat het bijeenpast

  • Korean맞추다


5.


6.

  • Dutchlaten voorbijgaan, passen





English translator: Dutch Korean passen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare