passen Dutch - Danish
1.
-
Danishklæde
2.
-
Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen
3.
4.
-
Danishbabysitte
-
Dutchbabysitten, kinderen passen#Dutch
5.
-
Dutchdoen bijeen passen, zorgen dat het bijeenpast
6.
-
Dutchovereenstemmen
7.
-
Danishundvære
-
Dutchlaten voorbijgaan, passen
English translator: Dutch Danish passen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare