voor Dutch - Japanese

1.

  • Dutchvoor fijnproevers, culinair


2.

  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen dat, totdat, voordat


3.


4.


5.

  • Dutchhet gezicht in de handen verbergen, zich voor de kop slaan

  • Japanese埋める


6.

  • Dutchplannen, vastleggen voor


  • Dutchvoorzien, voorbestemmen


7.


8.

  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen dat, totdat, voordat


9.


10.

  • Dutchvoor zichzelf opeisen, inpikken


11.

  • Dutchvoor, om te


  • Dutchvoor


12.


13.


14.

  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen dat, totdat, voordat


15.

  • Dutchcheckzorgen voor, checkopletten

  • Japanese見守る


16.

  • Dutchnadeel, voor- en nadelen


17.

  • Dutchin oneindigheid, voor altijd, oneindigheid

  • Japanese無限sc=Jpan

  • Dutchin oneindigheid, voor altijd, oneindigheid

  • Japanese無限sc=Jpan


18.


19.

  • Dutchgaranderen, verzekeren, waarborgen

  • Dutchcheckverzekeren, checkborgen


20.


21.


22.

  • Dutchonvoorbereid, geïmproviseerd


  • Dutchà l'improviste, voor de vuist weg, onvoorbereid


23.

  • Dutchuitstellen, voor zich uitschuiven


24.


25.


26.


27.


28.

  • Dutchvoor ons, vooruit, voorop

  • Japanese先に


29.


30.


31.


32.

  • Dutchbillenkoek, pak voor de broek

  • Japanese尻叩き


  • Dutchbillenkoek, pak voor de broek


33.


34.


35.

  • Dutchvoor, om te


  • Dutchvoor


36.


37.


38.


39.


40.


41.

  • Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegengewicht vormen voor


  • Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegenkracht vormen voor


42.


43.


44.

  • Dutchparels voor de zwijnen, paarlen voor de zwijnen werpen

  • Japanese豚に真珠


45.

  • Dutchtoegeven, zwichten (voor de verleiding)


46.


47.

  • Dutchvore, voor

  • Japanese溝畝


48.


49.


50.


51.


52.

  • Dutchvoor, voordat qualifier

  • Japanese


53.


54.


55.

  • Dutchprocederen, voor de rechter dagen


56.


57.

  • Dutchwaarderen, appreciëren, dankbaar zijn voor

  • Japanese感謝


58.

  • Dutchin zichzelf verdiept, met alleen aandacht voor zichzel


59.

  • Dutchopzettelijk, opzettelijke, met opzet, voor expres (Flanders)

  • Japanese故意


60.


61.


62.

  • Dutchtellen voor, meetellen voor


63.


64.


65.

  • Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed


66.


67.


68.





English translator: Dutch Japanese voor  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare