voor Dutch - French
1.
-
Dutchvoor fijnproevers, culinair
-
Frenchgastronomique
2.
-
Dutchtegen, voor
-
Dutchtegen, voor
-
Dutchtegen dat, totdat, voordat
3.
4.
-
Dutchstaan voor
-
Dutchvoorstaan
5.
-
Dutchhet gezicht in de handen verbergen, zich voor de kop slaan
-
Frenchse taper la main sur le front, se taper la tête avec la main
6.
-
Dutchplannen, vastleggen voor
-
Dutchvoorzien, voorbestemmen
7.
-
Dutchinvallen voor
8.
-
Dutchtegen, voor
-
Dutchtegen, voor
-
Dutchtegen dat, totdat, voordat
9.
10.
-
Dutchvoor zichzelf opeisen, inpikken
11.
-
Dutchvoor, om te
-
Frenchà, pour
-
Dutchvoor
12.
-
Dutchvoorstellen
-
Frenchreprésenter
-
Dutchcheckvoorstellen, checkuitbeelden, checkvoor staan
-
Frenchreprésenter
-
Dutchvoorstellen
-
Frenchjouer
-
Dutchvoorstellen
13.
-
Dutchvoorhoede
14.
-
Dutchtegen, voor
-
Dutchtegen, voor
-
Dutchtegen dat, totdat, voordat
15.
-
Dutchcheckzorgen voor, checkopletten
-
Frenchsurveiller
16.
-
Dutchnadeel, voor- en nadelen
-
Frenchinconvénientcontre
17.
-
Dutchin oneindigheid, voor altijd, oneindigheid
-
Frenchà l'infini
-
Dutchin oneindigheid, voor altijd, oneindigheid
-
Frenchà l'infini
18.
19.
-
Dutchgaranderen, verzekeren, waarborgen
-
Dutchcheckverzekeren, checkborgen
20.
21.
22.
-
Dutchonvoorbereid, geïmproviseerd
-
Dutchà l'improviste, voor de vuist weg, onvoorbereid
23.
-
Dutchuitstellen, voor zich uitschuiven
-
Frenchprocrastiner
24.
-
Dutchcheckinstaan check
25.
26.
27.
28.
-
Dutchvoor ons, vooruit, voorop
-
Frenchdevant
29.
-
Dutchrecept, voorschrift
-
Frenchrecette
30.
-
Frenchtémoin
31.
32.
-
Dutchbillenkoek
-
Frenchfesser
-
Dutchklap voor de billen
33.
-
Dutchqualifiernl
34.
-
Dutchvoor, om te
-
Frenchà, pour
-
Dutchvoor
35.
-
Dutchvoorste, voor-
-
Dutchvoorkant
36.
-
Dutchqualifiernl
-
Frenchlouper
37.
-
Dutchvoor het gemak
-
Frenchà pic, à point, commodément
38.
-
Dutch(voor) altijd
-
Frenchinfiniment
39.
-
Dutchvoor lief nemen
-
Frenchprendre pour acquis
40.
-
Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegengewicht vormen voor
-
Frenchcontrebalancer
-
Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegenkracht vormen voor
41.
42.
-
Dutchopkomen ijveren voor
43.
-
Dutchparels voor de zwijnen, paarlen voor de zwijnen werpen
-
Frenchjeter des perles aux pourceaux, donner de la confiture aux cochons qualifier
44.
-
Dutchtoegeven, zwichten (voor de verleiding)
-
Frenchcéder, succomber (à la tentation)
45.
-
Frenchbête à manger du foin ("dumb to the point of eating hay"), bête comme ses pieds ("dumb as their own feet"), con comme un balai ("dumb as a broom"), con comme la lune ("dumb as the moon"), con comme une chaise ("dumb as a chair"), con comme un manche ("dumb as a handle")
46.
-
Dutchvore, voor
-
Frenchsillon
47.
-
Frenchavant
-
Frenchen avant, qualifierfr
-
Frenchà partir de qualifier
48.
49.
-
Dutchvoor niets
-
Dutchvoor niets
-
Frenchpour rien
50.
51.
-
Dutchvoor, voordat qualifier
-
Frenchavant, avant que qualifier
52.
-
Dutchieder voor zich
-
Frenchchacun pour soi,
53.
-
Dutcheeuwig, (voor) altijd
-
Frenchà jamais, toujours, pour toujours
54.
-
Dutchprocederen, voor de rechter dagen
55.
-
Dutchzorgen voor
-
Frenchsoigner, prendre soin de, s'occuper de
56.
-
Dutchwaarderen, appreciëren, dankbaar zijn voor
-
Frenchêtre reconnaissant de
57.
-
Dutchin zichzelf verdiept, met alleen aandacht voor zichzel
58.
-
Dutchopzettelijk, opzettelijke, met opzet, voor expres (Flanders)
-
Frenchdélibéré
59.
-
Frenchtraduire en justice
60.
-
Dutchvoor de hand liggen
61.
-
Dutchtellen voor, meetellen voor
-
Frenchreprésenter, constituer
62.
-
Frenchavant
-
Frenchen avant, qualifierfr
-
Frenchà partir de qualifier
63.
-
Dutchdames gaan voor
-
Frenchles dames d’abord
64.
-
Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed
-
Frenchantédiluvien
65.
-
Dutchgevoel voor humor
-
Frenchsens de l'humour
66.
67.
English translator: Dutch French voor Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare