zijn Dutch - Chinese
1.
2.
-
Dutchzou/zouden (past tense of zullen)
-
Dutchzou/zouden (past tense of zullen)
3.
-
Dutchgepakt zijn, erbij zijn, betrapt
4.
-
Dutchsikkeneurig zijn
5.
-
Dutchbijzonder, enig in zijn soort
6.
-
Dutchgeleed zijn
7.
-
Dutchvan plan zijn
8.
-
Dutchvrezen, schrik hebben, bang zijn, vrezen
9.
-
Dutchverstoken zijn van
10.
-
Dutchangstig zijn
11.
-
Dutchtrouw zijn aan
12.
13.
-
Dutchop zijn paasbest
14.
-
Dutcherkentelijk zijn, erkennen
15.
-
Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden
16.
-
Dutchhebben, zijn
17.
-
Dutcheen zijn met
18.
-
Dutchhet verleden, de dingen die voorbij zijn
19.
-
Dutchbenijden
20.
21.
-
Chinese可及性
-
Dutchbeschikbaarheid
22.
-
Dutchzelfredzaam zijn, zichzelf (behelpen
23.
-
Dutchwillen, van plan zijn
24.
-
Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden
25.
-
Dutchgelijk zijn aan
26.
-
Dutchtoebehoren van
-
Dutchhoren iemand zijn
27.
-
Dutchschuldig zijn
-
Dutchschuldig zijn
28.
-
Dutchverraden, afvallig zijn, opgeven
29.
-
Dutchwillen, van plan zijn
30.
31.
-
Dutchstuk zijn
32.
-
Dutcheén en al oor zijn
33.
-
Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden
34.
-
Dutch(kunnen) kopen, waard zijn
35.
36.
-
Dutchgeneigd zijn om
37.
-
Dutchvoortkomen, afkomstig zijn van
38.
-
Dutchonbeleefd zijn
39.
40.
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
41.
42.
43.
-
Dutchuit zijn evenwicht brengen, verwarren
44.
45.
-
Dutchhangende zijn
46.
47.
48.
-
Dutchvan plan zijn
49.
50.
-
Dutchslecht, ('to feel queer' zich slecht in zijn vel voelen)
51.
-
Dutchzelfbewustzijn
-
Dutchcheckprat gaan (op), checktrots zijn (op) attention
52.
-
Dutchlheimelijk zich stilletjes uit de voeten maken, zijn biezen pakken
53.
-
Dutchaantrekkelijk zijn, aantrekken, aanspreken
54.
55.
-
Dutchbewolkt zijn
56.
57.
58.
-
Dutchbeschamen, in verlegenheid brengen, van zijn stuk brengen
59.
-
Dutchop zijn plaats
60.
-
Dutchop de hoogte, bekend, goed ingelicht, welingelicht, met zijn tijd mee
61.
-
Dutchgetrouwd/huwelijk onder zijn/haar stand
62.
-
Dutchklote zijn
63.
-
Dutchonbeleefd zijn
64.
-
Dutchzijnhaar
-
Dutchcheckervande zijne
65.
-
Dutchcheckop handen zijn
66.
-
Dutchwillen, van plan zijn
67.
68.
-
Dutchscheiding
69.
70.
-
Dutchoptimistisch zijn/handelen
71.
72.
73.
74.
-
Dutchop verkenning zijn, exploreren, (aan) exploratie doen
75.
76.
-
Dutchbetrokken zijn,verwikkeld zijn
77.
78.
-
Dutchzich onderdanig
79.
-
Dutcheen totale ommekeer uitvoeren, het roer omgooien, zijn standpunt totaal wijzigen
80.
-
Dutchwaakzaa, op zijn hoede
-
Dutchop de hoogte zijn
81.
-
Dutchachterlaten, laten qualifier
-
Dutchweggaan, vertrekken
-
Dutchcheckover zijn, checkoverblijven, checklaten
82.
-
Dutchdol zijn op
83.
-
Dutchvastbenoemd zijn, een vaste benoeming hebben
84.
85.
86.
87.
-
Dutchzeer productief zijn, overvloedig voortbrengen
-
Dutchovervloedig aanwezig zijn, wemelen qualifier
88.
-
Dutch(zich) koesteren (in), genieten (van), zwelgen (in), zijn hartje ophalen
89.
-
Dutcher vanonder muizen, 'm smeren, zijn biezen pakken, wegwezen, er vanonder trekken
90.
-
DutchWilt zijn, wannabe
91.
-
Dutcher zijn
92.
93.
-
Dutchcheckop handen zijn
94.
-
Dutchverbijsterd zijn, in de war zijn
95.
English translator: Dutch Chinese zijn Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare