afstand Dutch - Swedish

1.


2.

  • Dutchverklaring van afstand, vrijstelling


3.


4.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van


5.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Swedishavlägsen


6.


7.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Swedishavlägsen


8.


9.

  • Dutchafzien (van), afstand doen (van), terugnemen

  • Swedishöverlämna


10.


11.


12.

  • Dutchabdicatie, (troons)afstand

  • Swedishabdikation, avgång


13.

  • Dutchopgave, afstand, overgave, overlating, het prijsgeven, het afstand doen van





English translator: Dutch Swedish afstand  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare