afstand Dutch - Russian

1.


2.


3.


4.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van

  • Russianоставлять, отказываться


5.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Russianдалёкий, да́льний, отдалённый, удалённый


6.


7.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Russianдалёкий, да́льний, отдалённый, удалённый


8.


9.

  • Dutchafzien (van), afstand doen (van), terugnemen


10.


11.


12.


13.

  • Dutchopgave, afstand, overgave, overlating, het prijsgeven, het afstand doen van

  • Russianотка́з





English translator: Dutch Russian afstand  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare