<>

afstand Dutch - Portuguese

1.


2.


3.


4.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van

  • Portugueserenunciar a, abandonar, desistir de


5.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Portugueseremoto, longínquo


6.


7.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Portugueseremoto, longínquo


8.


9.

  • Dutchafzien (van), afstand doen (van), terugnemen

  • Portugueserenunciar


10.


11.


12.

  • Dutchabdicatie, (troons)afstand

  • Portugueseabdicação


13.

  • Dutchopgave, afstand, overgave, overlating, het prijsgeven, het afstand doen van





English translator: Dutch Portuguese afstand  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare