naar Dutch - Spanish
1.
-
Dutchblijkbaar, kennelijk, naar het schijnt
-
Spanishal parecer, según parece, aparentemente, presuntamente, supuestamente
2.
-
Dutchnaar buiten gaan
-
Spanishsalir
3.
-
Dutchbekijken, kijken
-
Spanishver
4.
5.
6.
-
Dutchcheckbekijken, checkkijken naar, checkopletten
-
Spanishobservar
7.
-
Dutchuitzien (+naar)
-
Spanishesperar
8.
-
Dutchuitzien (+naar)
-
Spanishesperar
9.
10.
-
Dutchaan
-
Dutchverwijzen naar
11.
-
Dutchnaar
-
Spanisha, hacia
12.
-
Dutchnaar
-
Spanisha, hacia
13.
14.
15.
-
Dutchverzorgen, behartigen, naar omkijken
-
Spanishcuidar de
16.
17.
-
Dutchin het rond, naar alle kanten, buitenshuis
-
Spanishal exterior
-
Dutchin het buitenland, buitenland
-
Spanishen el extranjero, en el exterior
18.
-
Dutchzich conformeren met, zich richten naar
19.
-
Dutchvan de ene kant naar de andere, dwars over
-
Spanishde lado a lado, a través
20.
21.
22.
-
Dutchbegeren, hunkeren, verlangen, smachten (naar)
-
Spanishdesear, codiciar
23.
24.
25.
26.
-
Dutchnaar achter, achteruit
-
Spanisha popa
27.
-
Dutchsmachten, zuchten, verlangen (naar)
-
Spanishanhelar, desear, ansiar
28.
-
Dutchzich schikken naar, zich neerleggen bij
-
Spanishsometerse, acatar
29.
30.
-
Dutchtot aan, naar
-
Spanisha, hacia, hasta
31.
-
Dutchnaar, volgens
32.
-
Dutchleiden naar
33.
34.
-
Dutchnaar mijn mening
-
Spanishen mi opinión
35.
-
Dutchverkennen, exploreren, op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in
-
Spanishexplorar
36.
-
Dutchuitkijken naar, ernaar uitkijken o, verheugen zich op
-
Spanishesperar, tener pensado
37.
-
Dutchnaar/op waarde schatten, waarderen
-
Spanishvalorar
38.
-
Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken
-
Spanishemergente
39.
-
Dutchruiken naar
-
Spanishapestar, dar#Spanish
40.
-
Dutchnaar voren brengen, tevoorschijn halen
41.
42.
43.
-
Dutchnaar verluidt
English translator: Dutch Spanish naar Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare