brengen Dutch - Spanish
1.
-
Dutchin rekening brengen, factureren, rekenen
2.
-
Dutchverlegen maken, in verlegenheid brengen
-
Spanishavergonzar
3.
-
Dutchkoken, aan de kook brengen, zieden, zooien
-
Spanishhervir
4.
-
Dutchcheckaan de bedelstaf brengen, ruïneren
5.
-
Dutchin rekening brengen, factureren, rekenen
6.
-
Dutchin vervoeren
7.
-
Dutchfactureren, in rekening brengen
-
Spanishfacturar
8.
-
Dutchversnellen, in vaart brengen
-
Spanishacelerar, apresurar
9.
-
Dutchaftrekken, in mindering brengen
-
Spanishsubstraer
10.
-
Dutchteweegbrengen, veroorzaken
-
Spanishtraer, provocar
-
Dutchbewerkstelligen, verwezenlijken, tot stand brengen
-
Spanishlograr
11.
12.
-
Dutchter discussie stellen, ter tafel brengen, ter sprake brengen
-
Spanishplantear, proponer, sugerir
13.
14.
-
Dutchverstoren, verwarren, in de war brengen
-
Dutchverstoren, verwarren, in de war brengen
-
Spanishdesconcertar
15.
-
Dutchstellen, brengen
16.
-
Dutchbedreigen, in gevaar brengen
-
Spanishponer en peligro
17.
-
Dutchin de war brengen
18.
-
Dutchverwarren, in de war brengen, dooreenhalen
-
Spanishmezclar
-
Dutchverwarren, in de war brengen, dooreenhalen
-
Spanishconfundirse
-
Spanishcheckconfundir
19.
-
Spanishsometer, doblegar
20.
-
Dutchuit zijn evenwicht brengen, verwarren
-
Spanishtrastornar, desquiciar
21.
-
Dutchin trance brengen
-
Spanishcheckencantar
22.
-
Dutchbrengen
-
Spanishtraer gloss
23.
-
Dutchopduiken, boven water komen, aan de oppervlakte brengen
24.
25.
-
Spanishenajenar
26.
-
Dutchverbijsteren, verwarren, in de war brengen
-
Spanishintrigar, dejar perplejo, desconcertar
27.
-
Dutchvan zijn stuk brengen, overstuur maken, verontrusten
28.
-
Dutchverstrikken
-
Dutchcheckverwarren, checkin de war brengen, checkcompliceren
29.
-
Dutchbeschamen, in verlegenheid brengen, van zijn stuk brengen
-
Spanishconfundir, avergonzar, abochornar
30.
-
Dutchoverbrengen, voeren, vervoeren, transporteren
-
Spanishtransportar
-
Dutchmeeslepen, in vervoering brengen
31.
-
Dutchbelemmeren, ten val brengen, hinderen
32.
-
Spanishdesacreditar, descreer
33.
-
Dutchaanspreken, ter sprake brengen, aankaarten
34.
-
Dutchbrengen
-
Spanishtraer gloss
35.
-
Dutchvoortbrengen, dragen, produceren
-
Dutchvoortbrengen, genereren, scheppen, maken
-
Dutchnaar voren brengen, tevoorschijn halen
English translator: Dutch Spanish brengen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare