brengen Dutch - Arabic

1.

  • Dutchin rekening brengen, factureren, rekenen


2.


3.

  • Arabicغَلَى

  • Dutchkoken, aan de kook brengen, zieden, zooien


4.

  • Dutchcheckaan de bedelstaf brengen, ruïneren


5.

  • Dutchin rekening brengen, factureren, rekenen


6.


7.

  • Dutchfactureren, in rekening brengen


8.

  • Dutchversnellen, in vaart brengen


9.

  • Dutchaftrekken, in mindering brengen


10.

  • Dutchteweegbrengen, veroorzaken


  • Dutchbewerkstelligen, verwezenlijken, tot stand brengen


11.


12.

  • Dutchter discussie stellen, ter tafel brengen, ter sprake brengen


13.


14.

  • Dutchverstoren, verwarren, in de war brengen


  • Dutchverstoren, verwarren, in de war brengen


15.

  • Dutchstellen, brengen


16.

  • Dutchbedreigen, in gevaar brengen


17.


18.

  • Dutchverwarren, in de war brengen, dooreenhalen


  • Dutchverwarren, in de war brengen, dooreenhalen


19.


20.

  • Dutchuit zijn evenwicht brengen, verwarren


21.


22.

  • Arabicأَحْضَرَ, imperfect: يُحْضِرُ, يَجِيء (بِـ)

  • Dutchbrengen


23.

  • Dutchopduiken, boven water komen, aan de oppervlakte brengen


24.


25.


26.

  • Dutchverbijsteren, verwarren, in de war brengen


27.

  • Arabicأَغْضَبَ

  • Dutchvan zijn stuk brengen, overstuur maken, verontrusten


28.

  • Dutchverstrikken

  • Dutchcheckverwarren, checkin de war brengen, checkcompliceren


29.

  • Dutchbeschamen, in verlegenheid brengen, van zijn stuk brengen


30.

  • Arabicنقل

  • Dutchoverbrengen, voeren, vervoeren, transporteren


  • Dutchmeeslepen, in vervoering brengen


31.

  • Dutchbelemmeren, ten val brengen, hinderen


32.


33.

  • Dutchaanspreken, ter sprake brengen, aankaarten


34.

  • Arabicأَحْضَرَ, imperfect: يُحْضِرُ, يَجِيء (بِـ)

  • Dutchbrengen


35.

  • Dutchvoortbrengen, dragen, produceren


  • Dutchvoortbrengen, genereren, scheppen, maken


  • Dutchnaar voren brengen, tevoorschijn halen





English translator: Dutch Arabic brengen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare