<>

maken Dutch - Portuguese

1.

  • Dutchwakker maken, wekken

  • Portugueseacordar, despertar


2.

  • Dutchproduceren, maken


3.


4.


5.

  • Dutchbekvechten, ruzieën, ruzie maken, redetwisten, twisten

  • Portuguesediscutir, querelar


6.


7.

  • Dutchafmaken, met de grond gelijk maken


8.


9.

  • Dutchverlegen maken, in verlegenheid brengen

  • Portugueseembaraçar


10.

  • Dutchopspringen,bokkesprong maken


11.

  • Dutchcheckverdienen, checkwinst maken, checkprofiteren


12.

  • Dutchduidelijk maken, te kennen geven


13.


14.

  • Dutchverslechteren, slechter maken

  • Portuguesedeteriorar, piorar, estragar


15.

  • Dutchwekken, wakker maken

  • Portugueseacordar


16.

  • Dutchannuleren, ongeldig maken

  • Portugueseanular, invalidar


17.

  • Dutchmaken

  • Portugueseproduzir, fazer, montar, confeccionar, fabricar


18.

  • Dutchgenezen, helen, beter maken

  • Portuguesecurar, sanar, sarar


19.


20.

  • Dutchwakker maken, wekken

  • Portugueseacordar, despertar


21.


22.

  • Dutchniet ter zake doen, er niks mee te maken hebben, irrelevant, onbelangrijk

  • Dutchniet ter zake doen, er niks mee te maken hebben, irrelevant, onbelangrijk


23.

  • Dutchcreëren, scheppen, maken

  • Portuguesecriar


24.

  • Dutcheen fout vergissing maken, zich vergissen

  • Portugueseerrar


25.

  • Dutchbevlekken, vlek

  • Portuguesemanchar


26.

  • Dutchklinken, geluid maken, toon voortbrengen

  • Portuguesesoar


27.


28.

  • Dutchplagen, belachelijk maken


29.


30.

  • Dutcheen buiging maken, zich buigen

  • Portuguesecurvar-se


31.


32.

  • Dutchaanzetten, slijpen, scherp maken

  • Portugueseamolar, afiar


  • Dutchvervolmaken, vervolledigen

  • Portugueseesmerar, aperfeiçoar


33.

  • Dutchbemind maken, in het gevlei komen


34.

  • Dutchwekken, wakker maken

  • Portugueseacordar, despertar


35.

  • Dutchproduceren, maken

  • Portugueseproduzir


  • Dutchproduceren, maken


36.


37.

  • Dutchontmantelen, onschadelijk maken

  • Portugueseneeded


38.

  • Dutchglad gladstrijken, afvlakken


39.


40.


41.


42.

  • Dutchnat maken,bevlekken

  • Portugueseimbuir


43.

  • Dutchverdonkeren, donker maken


44.

  • Dutchnoodzaken, noodzakelijk maken

  • Portuguesenecessitar


45.

  • Dutchbeter maken, verbeteren

  • Portuguesemelhorar


46.

  • Dutchdrijven, maken

  • Portuguesedeixar


47.

  • Dutchcheckduiken, checkduikvlucht

  • Portuguesecair


  • Dutcheen schwalbe maken, een fopduik maken, fopduiken

  • Portuguesesimular


48.

  • Dutchplezier maken, dollen, pret maken, keten, rollebollen

  • Portugueseretouçar


49.

  • Dutchverschijnen, zijn opwachting maken, haar opwachting maken, optreden

  • Portugueseaparecer, surgir


50.


51.


52.


53.

  • Dutchlheimelijk zich stilletjes uit de voeten maken, zijn biezen pakken

  • Portugueseesconder-


54.


55.

  • Dutchvan zijn stuk brengen, overstuur maken, verontrusten

  • Portugueseperturbar


56.


57.


58.

  • Dutchopeisen, aanspraak maken op

  • Portuguesereivindicar


59.


60.

  • Dutchwakker maken, wekken

  • Portugueseacordar, despertar


61.

  • Dutchridiculiseren, belachelijk bespotten

  • Portugueseridicularizar, escarnecer


62.

  • Dutchcomfort verschaffen, het gemakkelijk maken


63.

  • Dutchbezorgd zijn, zich zorgen maken

  • Portuguesepreocupar-se


64.

  • Dutchannuleren, vernietigen, ongedaan maken

  • Portugueseanular, cassar


65.

  • Dutchverkennen, exploreren, op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in

  • Portugueseexplorar


66.


67.

  • Dutchbezwaar hebben, protesteren, bezwaar maken

  • Portugueseobjetar


68.


69.


70.

  • Dutchpromotie maken, promoveren, bevorderen

  • Portuguesepromover


  • Dutchpromoten (barbarism), bekend maken


71.


72.


73.


74.

  • Dutcheen fout maken, in de fout gaan

  • Portugueseerrar, equivocar-se, enganar-se


75.


76.


77.


78.


79.

  • Dutchstoren, ergeren, kwaad maken

  • Portugueseirritar, incomodar, importunar


80.


81.

  • Dutchvoortbrengen, genereren, scheppen, maken

  • Portuguesecriar


82.


83.





English translator: Dutch Portuguese maken  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare