absent Dutch - Portuguese
1.
-
Dutchgevoelloosheid
2.
3.
-
Dutchabsent, afwezig, in gedachten verdiept
-
Portugueseabstraído
4.
-
Portugueseagamaglobulinemia
5.
-
Dutchafwezigheid
-
Portugueseausência
-
Dutchafwezigheidgemis
-
Portugueseausência
6.
7.
-
Dutchverlangen
-
Portuguesesaudade for something absent only
8.
9.
-
Dutchhij, qualifiernl
-
Portugueseele
10.
11.
12.
-
Dutchhij, qualifiernl
-
Portugueseele
13.
14.
-
Dutchlippendienst
-
Portuguesepapo furado qualifier
15.
-
Dutchafwezig, verstrooid
-
Portuguesedistraído, desatento, abstrato
16.
-
Dutchafwezig, weg, absent
-
Portugueseausente
-
Dutchafwezig, ontbrekend, niet meer voorhanden, tekort
-
Portugueseausente, inexistente
-
Dutchafwezig, verstrooid, dromerig, elders met zijn gedachten
-
Portugueseausente
-
Dutchwegblijven van, zich absenteren, niet opdagen
-
Portugueseausentar
17.
-
Dutchafwezige
-
Portugueseausente
-
Portugueseabsentista
18.
-
Dutchin absentia, bij afwezigheid
-
Dutchin absentia, bij afwezigheid
19.
20.
-
Dutchspijbelend
-
Dutchspijbelaar
21.
22.
-
Dutchverlo, toestemming
-
Portuguesepermissão
23.
-
Dutchverstrooid, afwezig, elders met zijn gedachten, er niet bij
-
Portuguesedistraído
English translator: Dutch Portuguese absent Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare