absent Dutch - Polish
1.
-
Dutchgevoelloosheid
-
Polishodrętwienie
2.
-
Polishdaleko, z dala, nieobecny(person)
3.
-
Dutchabsent, afwezig, in gedachten verdiept
4.
-
Dutchafwezigheid
-
Polishnieobecność
-
Dutchafwezigheidgemis
5.
-
Polishdaleko, z dala, nieobecny(person)
6.
-
Dutchverlangen
-
Polishpragnienie
7.
-
Polishdaleko, z dala, nieobecny(person)
8.
-
Dutchhij, qualifiernl
-
Polishon
9.
-
Polishdaleko, z dala, nieobecny(person)
10.
11.
-
Dutchhij, qualifiernl
-
Polishon
12.
-
Polishdaleko, z dala, nieobecny(person)
13.
-
Dutchlippendienst
14.
-
Dutchafwezig, verstrooid
15.
-
Dutchafwezig, weg, absent
-
Dutchafwezig, ontbrekend, niet meer voorhanden, tekort
-
Dutchafwezig, verstrooid, dromerig, elders met zijn gedachten
-
Dutchwegblijven van, zich absenteren, niet opdagen
16.
-
Dutchafwezige
17.
-
Dutchin absentia, bij afwezigheid
-
Dutchin absentia, bij afwezigheid
18.
-
Polishdaleko, z dala, nieobecny(person)
19.
-
Dutchspijbelend
-
Dutchspijbelaar
20.
21.
-
Dutchverlo, toestemming
22.
-
Dutchverstrooid, afwezig, elders met zijn gedachten, er niet bij
English translator: Dutch Polish absent Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare