trekken Dutch - Norwegian

1.


2.


3.

  • Dutchopzien baren, aandacht trekken


4.


5.

  • Dutchtrekken

  • Norwegiantrekke, dra


6.

  • Dutchtrekken, draaien, knijpen


7.

  • Dutchbekken trekken, grimassen


8.


9.

  • Dutchtrekken, op trektocht gaan, rondtrekken, reizen, rondreizen

  • Norwegianreise


10.


11.

  • Dutcher vanonder muizen, 'm smeren, zijn biezen pakken, wegwezen, er vanonder trekken





English translator: Dutch Norwegian trekken  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare