idiom Czech - Dutch
1.
-
Dutchspaakbeen
2.
-
Czechodraz
3.
4.
-
Czechzhoršit
5.
-
Czechkaz
-
Dutchcheckgat
-
Czechdíra
-
Dutchcheckputzwart gat
6.
-
Czechpříjemce
7.
-
Czechbezprostřední
-
Dutchimminent, dreigend
8.
9.
10.
-
Czechpředevší
-
Dutchbovenal, vooral, voornamelijk
11.
12.
13.
-
Dutchbevuilen
14.
15.
-
Czechuskutečnit
-
Dutchimplementeren, qualifiernl
16.
-
Dutchkrenken
17.
-
Czechdruhá mocnina
-
Dutchkwadraat
18.
19.
20.
-
Czechhovno
-
Dutchcheckgeen reet
-
Czechsrát
-
Dutchschijten
21.
22.
-
Czechžargon
-
Dutchgebrabbelwartaal
23.
-
Dutchcheckaan de bedelstaf brengen, ruïneren
24.
-
Czechbolest hlavycefalgie
-
Dutchhoofdpijn
25.
-
Dutchkoster
26.
-
Dutchspelfout
27.
-
Dutchouwehoeren, lullen
28.
-
Czechzánět pohrudnice
-
Dutchpleuris
29.
-
Czechpolyglota
-
Dutchpolyglottepolyglot
30.
-
Dutchcheckzonder uitzondering attentiongeheel, totaal
31.
32.
33.
34.
-
Czechsá, samotný
-
Dutchcheckjezel, checkuzel
35.
-
Dutchretour
36.
-
Czechhrát
-
Dutchspelen, meespelen
-
Czechhra
-
Dutchoptredentoneelstuk
37.
38.
-
Dutchslaapkamer
39.
-
Dutchverwijderen
40.
-
Dutchneeded
41.
-
Czechvěda
-
Dutchwetenschap
42.
-
Dutchzich samensluiten, samenwerken
43.
-
Czechztlumit, zmírnit
44.
45.
46.
47.
-
Dutchneeded
48.
49.
-
Czechjednotné číslo
-
Dutchenkelvoud
50.
-
Dutchcheckfilmen, checkverfilmen, checkop de gevoelige plaat vastleggen
51.
-
Dutchtiende deel
52.
53.
-
Dutchlinkerkant
-
Czechlevice
-
Dutchlinkerkant
54.
-
Czechmhouřit, mžourat
-
Dutchcheckogen dichtknijpen , checkgluren
55.
-
Czechhouse music, house
-
Dutchhouse
56.
-
Czechmeduňka
57.
-
Dutchneeded
58.
59.
-
Dutchneeded
60.
61.
62.
-
Czechvyprázdnit
-
Dutchpoepen
63.
-
Czechrovnostářský
64.
65.
-
Czechkakat
-
Dutchcheckkakken poepen , checkschijten
66.
-
Czechnemít rád
-
Dutcheen hekel hebben aan, qualifiernl
67.
68.
-
Dutchvormen, vormgeven
69.
70.
-
Dutchvergeven, kwijtschelden, ontheffen, ontslaan van een verplichting
-
Dutchvrijspreken, vergeven
71.
-
Czechintrovert
72.
73.
-
Czechkapka v moři
-
Dutcheen druppel in de oceaan, een druppel op de gloeiende plaat
74.
-
Czechcheckuvolnit
-
Dutchchecklosser worden
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
75.
-
Dutchneeded
76.
-
Czechchátra
-
Dutchcheckgepeupel
77.
78.
-
Czechstrojový kód
-
Dutchmachinetaal
79.
-
Dutchcheckgedetailleerd uitleggen, checkdetailleren, checkgedetailleerd beschrijven
80.
-
Dutchneeded
81.
-
Czechznít
-
Dutchklinken, geluid maken, toon voortbrengen
-
Czechrozeznít, rozezvučet
82.
-
Dutchvals spoor
83.
-
Czechobecné jméno
-
Dutchsoortnaam
84.
-
Czechocenit
-
Dutchschatten, prijzen
85.
-
Czechvedro
-
Dutchhitte
-
Czechostrý, pálivý, pikantní
-
Dutchpikantheid
86.
87.
88.
89.
-
Dutchlinkerkant
-
Czechlevice
-
Dutchlinkerkant
90.
-
Czechvěda
-
Dutchwetenschap
91.
-
Dutchrot op, donder op, flikker op, krijg de kanker, krijg de tering
-
Dutchrot op, donder op, flikker op, krijg de kanker, krijg de tering
92.
93.
-
Dutcheerste verdieping
94.
-
Dutchcheckwerkelijk echt
95.
-
Dutchballen, kloten
96.
-
Dutchbetekenen
97.
-
Czechna pravo
-
Dutchrechts
-
Czechpravice
-
Dutchrechterkant
98.
-
Czechvnějšek
-
Dutchbuitenkant
99.
100.
101.
-
Czechodposlouchávat, odposlechnout
-
Dutchafluisteren, luistervinken
102.
103.
104.
-
Czechdosud
-
Dutchhiertevoren
105.
106.
107.
-
Czechvěda
-
Dutchwetenschap
108.
109.
110.
-
Dutchbeschouwen, checkin aanschouw nemen attention
111.
-
Czechnamísto, místo
-
Dutchin plaats van
112.
-
Czechsoučasný
-
Dutchhuidig, huidige, actueel
113.
114.
-
Czechpotěšit, udělat radost, uspokojit, vyhovět, pokládat za vhodné
-
Dutchqualifiernl
115.
-
Czechtentototo
-
Dutchdeze
-
Czechtento
-
Dutchcheckdezenl
116.
117.
-
Czechměstský
-
Dutchstedelijk, urbaan, stads-
118.
-
Czechnamísto, místo
-
Dutchin plaats van
119.
-
Dutchcheckherschrijven
120.
-
Dutchneeded
121.
-
Dutchonbelangrijk, dunnetjes
122.
-
Dutchbetekenen
123.
124.
-
Czechvýraz
125.
126.
-
Dutchkleine letters, klein
127.
-
Czechpouze
-
Dutchalleen, louter
128.
-
Dutchjeugdkrant, kinderkrant
129.
-
Czechrozebírat, probírat
130.
-
Czechsmilovat se, obměkčit se, slitovat se
-
Dutchcheckmilder worden attentionmilderen, verzachten
-
Czechzměknout, povolit
-
Dutchverzachten, checkzachter worden attentionoplossen, smelten, meegeven
131.
-
Czechrodinný krb
132.
-
Dutchneeded
133.
-
Czechstrojový kód
-
Dutchmachinetaal
-
Czechstrojový kód
-
Dutchmachinetaal
134.
-
Czechmuškátový květ
-
Dutchfoelie
135.
-
Czechnesouhlasit
-
Dutchcheckhet niet eens zijn , checkhet oneens zijn
136.
137.
-
Czechhele, hej
-
Dutchhé, checkhé daar
138.
139.
-
Czechmaloobchod
-
Dutchdetailhandel
140.
-
Czechfunkce
-
Dutcheigenschap
141.
-
Dutchde pijp aan Maarten geven, het loodje leggen
142.
-
Dutchblutsen, indeuken, deuken
143.
-
Czechnešikovný
144.
-
Czechkomu, kterému
145.
-
Dutchcheckkloppend hart
146.
-
Czechdruhá jakost
-
Dutchchecktweede keus
-
Dutchherkansing
-
Czechokamžikvteřina
-
Dutchseconde
-
Dutchondersteuner
147.
148.
-
Czechpohnout
-
Dutchcheckzetten, checkeen zet doen
149.
-
Czechželeznice
-
Dutchspoorwegen
150.
-
Dutchkwaken
-
Dutchkwakzalver
151.
152.
153.
-
Dutchchocoladekleur
-
Czechčokoládový
-
Dutchchocoladekleurig
154.
-
Dutchvoorste, voor-
155.
-
Dutchknokkel
156.
-
Dutchmisselijk, walgelijk
157.
-
Dutchgeslachtloos, gemeenslachtig
158.
-
Dutchnaast
159.
-
Czechrozvážný
-
Dutchoordeelkundig
160.
-
Czechskládka
161.
162.
-
Dutchopkijken
163.
-
Dutchverkeerde naa
164.
-
Czechužitečný
-
Dutchnuttig, bruikbaar, dienstig
165.
-
Dutchdisciplineren, tuchtigen
166.
-
Czechšestý pádlokativ
-
Dutchlocatief
167.
168.
-
Czechstopovat
-
Dutchcheckliften, qualifiernl
169.
-
Dutchduiken
170.
-
Czechcheckchovatel
-
Dutchqualifiernl
171.
-
Dutchqualifiernlnlnl
172.
173.
-
Czechidiomatický
174.
-
Dutchpijn gedaan
175.
-
Czechokamžik
-
Dutchogenblikoogwenk
176.
-
Dutchvan mening verschillen, een afwijkende mening hebben, een minderheidsstandpunt innemen
177.
-
Czechplést
-
Dutchbreien
-
Dutchaaneengroeien
-
Dutchsamenbreien
178.
-
Dutcheen
179.
-
Dutchuitkappen
180.
-
Dutchluchtweerstand
181.
-
Dutchstroomafwaarts
182.
-
Dutchachterlijker dan
-
Dutchnaar achter, achteruit
183.
-
Czechprů-, přes-
-
Dutchtrans-
184.
-
Dutchacademie
185.
-
Dutchvolbrengen
186.
187.
-
Dutchneerknuppelen
188.
-
Czechvlažný
-
Dutchlauw, flauw
189.
190.
-
Dutchopdoemen, dreigen
191.
-
Czechoškubat
192.
-
Dutchalledaags
-
Dutchalledaags, banaal, gewoon
-
Dutchcheckalledaagse
193.
-
Czechlotos
194.
-
Czechházet perly sviní
-
Dutchparels voor de zwijnen, paarlen voor de zwijnen werpen
195.
-
Dutchverhakking
196.
-
Czechpopis
-
Dutchbeschrijving
197.
-
Dutchneuter
198.
199.
-
Czechpraktický lékař
-
Dutchhuisarts
200.
-
Dutchcheckvandaag de dag, checkheden ten dage , checkdezer dagen , checktegenwoordig
201.
-
Czechzaháknout
-
Czechpřipojit
-
Dutchcheckin elkaar haken
202.
-
Czechzapomenout, zapomínat
-
Dutchvergeten
203.
-
Dutchautomaat
204.
205.
-
Dutchgemeenheid
206.
-
Dutchomgekeerde
207.
208.
209.
-
Czechvýraz
210.
-
Czechschopný
-
Dutchin staat (de
211.
-
Czechzahanbit
-
Dutchbeschamen, in verlegenheid brengen, van zijn stuk brengen
212.
-
Czechudusit v zárodku
-
DutchIn de kiem smoren
213.
-
Czechbanánovník
-
Dutchbananenplant
-
Dutchbananengeel
214.
-
Dutchop de hoogte, bekend, goed ingelicht, welingelicht, met zijn tijd mee
-
Czechbok po boku, vedle sebe
-
Dutchzij aan zij, naast elkaar
215.
-
Dutchom-, in tegenovergestelde richting
-
Dutchrond
216.
-
Czechblogovat
217.
-
Czechnamísto, místo
-
Dutchin plaats van
218.
-
Dutchmettertijd
219.
-
Czechjeho
-
Dutchcheckervande zijne
220.
-
Dutchbezwaren
221.
-
Czechabdikovat
-
Dutchcheckaftreden, checktroonsafstand doen , checkabdiceren
222.
-
Czechnouzová situace, nouze
-
Dutchnood
223.
-
Dutchcheckjeuk in de vingers, checkjeuk in de handen
-
Dutchcheckjeuken in de vingers , checkjeuken in de handen
224.
-
Czechzkracovat
-
Dutchafkorten, verkorten, inkorten
225.
-
Dutchbetekenen
226.
-
Czechchátra
-
Dutchcheckgepeupel
227.
-
Czechopuštěný
-
Dutchverlaten, in de steek gelaten
228.
229.
-
Czechsoučasný
-
Dutchhuidig, huidige, actueel
230.
-
Dutchingekorte versie
-
Dutchcheckingekorte versie attentionuittreksel, checkkorte inhoud attentionexcerpt
231.
-
Dutchcheckvia distillatie vervaardigen , checkbranden, checkstoken
232.
-
Czechzakladatel
233.
234.
-
Dutchopdienen, dienen, dissen (only in very specific context or expressions, dis is an old word for dining table, so it literally means: put on the table), opdissen (only in very specific context or expressions)
235.
-
Dutchquintiljoen
236.
-
Dutchsysteemanalist
237.
-
Dutchontschorsen
238.
-
Czechkabonit se, zamračit se
239.
-
Dutchduivels, diabolisch, satanisch
240.
-
Czechdva týdny
-
Dutchveertien dagen
241.
-
Czechcheckchovatel
-
Dutchqualifiernl
242.
-
Dutchlaurierkroon
243.
244.
-
Czechvítaný
-
Dutchwelko, welkome, graag gezien
-
Czechvítáme tě, qualifiercs
-
Dutchwelkom!
-
Dutchwelkom
-
Czechvítat
-
Dutchverwelkomen, welkom heten
245.
-
Dutchom-, in tegenovergestelde richting
-
Dutchrond
246.
247.
-
Czechvykoupit
248.
-
Czechvěznit
-
Dutchopsluiten, gevangenzetten
249.
-
Dutchzorgen voor
250.
-
Czechpotřebovat
-
Dutchvereisen, nodig hebben, behoeven, benodigen
-
Dutchmoeten
251.
-
Dutchaankondiger
252.
-
Dutchtrekken, op trektocht gaan, rondtrekken, reizen, rondreizen
253.
254.
255.
-
Dutchcheckrail
256.
-
Dutchin
257.
-
Czechkvalitní
-
Dutchcheckkwaliteit
258.
-
Dutchbezwaren
259.
-
Dutchaankondiger
260.
-
Dutchafkeurenswaardig, schuldig
-
Dutchverwerpelijk, afkeurenswaardig
261.
-
Dutchin
262.
-
Dutchalcoholonthouding
263.
264.
-
Dutchversnapering
265.
-
Dutchweggaan, vertrekken
-
Czechcheckzbýt
-
Dutchcheckover zijn, checkoverblijven, checklaten
266.
-
Czechdát do karanténa
-
Dutchcheckin quarantaine plaatsen/zetten
267.
-
Dutchverstrooid, afwezig, elders met zijn gedachten, er niet bij
268.
-
Czechventil
269.
-
Dutchin
270.
-
Dutchslechtgehumeurd
271.
-
Czechvtípek
272.
-
Dutchleidster, leidstar, checkrichtinggevend beginsel attentionrichtinggevend principe
273.
-
Dutchcheckadelaarsnest
274.
-
Dutchonderbrengen, herbergen
275.
276.
-
Dutchbak, met een kopwind
277.
-
Dutchmachinerie
278.
279.
-
Dutchuitknijpen, uitpersen
280.
-
Dutchaantonen, bewijzen, vertonen
281.
-
Czechmemorovat
-
Dutchmemoriseren, uit het hoofd leren
282.
-
Dutchmeineed plegen
283.
-
Dutchbak, met een kopwind
284.
-
Czechhouse music, house
-
Dutchhouse
285.
286.
-
Dutchchecksopraan
287.
-
Dutchdrogen
288.
289.
290.
-
Czechšpunt do ucha
-
Dutchoordopje
291.
-
Dutchontevredenheid
292.
-
Czechzdravotnictví
-
Dutchgezondheidszorg
293.
-
Czechrecyklovatelný
-
Dutchrecycleerbaar
294.
295.
-
Dutchin
296.
297.
-
Dutchjeugdkrant, kinderkrant
298.
299.
-
Dutchin
300.
301.
302.
-
Dutchcheckmis verstaan , checkverkeerdverstaan , checkslecht horen
-
Dutchcheckmis verstaan , checkverkeerd verstaan , checkslecht begrijpen
303.
-
Dutchidentiteits diefstal
304.
-
Dutchrunderdief
305.
-
Czechlít jako z konve, padat trakaře
-
Dutchpijpenstelen regenen, regenen dat het giet
English translator: Czech Dutch idiom Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare