worden Dutch - Portuguese
1.
-
Dutchwakker worden, ontwaken
-
Portugueseacordar, despertar
-
Dutchwakker worden, ontwaken
-
Portuguesedespertar
2.
-
Dutchrijpen, volwassen worden
-
Portugueseamadurecer, madurar
3.
-
Dutchdonker
-
Dutchdonkerder worden
4.
5.
-
Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden
-
Portuguesedescobrir que, ficar sabendo
6.
-
Dutchontwaken, wakker worden
-
Portugueseacordar
7.
-
Dutchwakker worden, ontwaken
-
Portugueseacordar, despertar
-
Dutchwakker worden, ontwaken
-
Portuguesedespertar
8.
-
Dutchworden qualifier
-
Portugueseficar
9.
-
Dutchchecklosser worden
-
Portuguesesoltar, afrouxar
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
-
Portugueserelaxar
-
Dutchcheckontspannen, checklosser worden
10.
-
Dutchlid worden van, toetreden
-
Portuguesejuntar-se a, entrar em
11.
-
Dutchopwinden, heet worden
-
Portugueseexcitar
12.
-
Dutchworden
-
Portuguesevirar, tornar-se
13.
-
Dutchverrotten, slecht worden
-
Portugueseapodrecer, estragar, putrefazer
14.
-
Dutchzich opwekken, wakker worden
-
Portugueseacordar, despertar
15.
-
Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden
-
Portuguesedescobrir que, ficar sabendo
16.
-
Dutchglad afvlakken
17.
-
Dutchcheckmilder worden attentionmilderen, verzachten
-
Dutchverzachten, checkzachter worden attentionoplossen, smelten, meegeven
18.
-
Dutchcheckzich vermoeien, checkmoe worden
19.
-
Dutchzwanger worden
-
Portugueseconceber
20.
-
Dutchzich rechten, recht worden
21.
-
Dutchworden qualifier
-
Portugueseficar
22.
-
Dutchkalmeren, rustig worden
23.
-
Dutchverliefd worden, verlieven
-
Portugueseapaixonar-se, enamorar-se
-
Dutchverliefd worden, verlieven
-
Portugueseapaixonar-se, enamorar-se
24.
-
Dutchkou vatten, verkouden
-
Portugueseresfriar-se
25.
-
Dutchbruin worden
-
Portugueseacastanhar
26.
-
Dutchverrotten, slecht worden
-
Portugueseapodrecer, estragar, putrefazer
27.
-
Dutchrood worden
-
Portugueseavermelhar, vermelhar
28.
-
Dutchverslappen, moe worden
29.
-
Dutchhard worden, verharden, verstijven
-
Portugueseendurecer
30.
-
Portuguesedestilar
31.
-
Dutchwakker worden, ontwaken
-
Portugueseacordar, despertar
-
Dutchwakker worden, ontwaken
-
Portuguesedespertar
32.
-
Dutchrijpen, rijp worden
33.
-
Dutchconcretiseren, concreet vor
-
Portugueseconcretizar
34.
-
Dutchworden
-
Portuguesetornar
-
Dutchworden
-
Portugueseser
-
Dutchziek worden
35.
-
Dutchherstellen, lbeter lgenezen, recupereren
-
Portugueserecuperar-se, melhorar
36.
-
Dutchworden
-
Portuguesetornar
-
Dutchworden
-
Portugueseser
-
Dutchziek worden
37.
-
Dutchworden
-
Portuguesetornar
-
Dutchworden
-
Portugueseser
-
Dutchziek worden
38.
-
Dutchworden
-
Portuguesevirar, tornar-se
39.
-
Dutchworden
-
Portuguesetornar
-
Dutchworden
-
Portugueseser
-
Dutchziek worden
40.
-
Dutchna het donker (worden), nadat de nacht gevallen is, na het vallen van de avond
-
Portugueseapós o anoitecer
English translator: Dutch Portuguese worden Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare