worden Dutch - Korean

1.

  • Dutchwakker worden, ontwaken

  • Korean눈뜨다


  • Dutchwakker worden, ontwaken


2.

  • Dutchrijpen, volwassen worden


3.


4.


5.

  • Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden

  • Koreancheck배우다


6.


7.

  • Dutchwakker worden, ontwaken

  • Korean눈뜨다


  • Dutchwakker worden, ontwaken


8.


9.

  • Dutchchecklosser worden


  • Dutchcheckontspannen, checklosser worden


  • Dutchcheckontspannen, checklosser worden


10.

  • Dutchlid worden van, toetreden


11.

  • Dutchopwinden, heet worden


12.


13.

  • Dutchverrotten, slecht worden


14.

  • Dutchzich opwekken, wakker worden


15.

  • Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden

  • Koreancheck배우다


16.


17.

  • Dutchcheckmilder worden attentionmilderen, verzachten


  • Dutchverzachten, checkzachter worden attentionoplossen, smelten, meegeven


18.

  • Dutchcheckzich vermoeien, checkmoe worden


19.


20.

  • Dutchzich rechten, recht worden


21.


22.

  • Dutchkalmeren, rustig worden


23.


24.


25.


26.

  • Dutchverrotten, slecht worden


27.


28.

  • Dutchverslappen, moe worden


29.

  • Dutchhard worden, verharden, verstijven


30.


31.

  • Dutchwakker worden, ontwaken

  • Korean눈뜨다


  • Dutchwakker worden, ontwaken


32.

  • Dutchrijpen, rijp worden


33.

  • Dutchconcretiseren, concreet vor


34.


35.

  • Dutchherstellen, lbeter lgenezen, recupereren

  • Korean회복하다


36.


37.


38.


39.


40.

  • Dutchna het donker (worden), nadat de nacht gevallen is, na het vallen van de avond

  • Korean해거름다음에





English translator: Dutch Korean worden  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare