<>

verbinden Dutch - Czech

1.

  • Dutchverbinden, linken qualifier


2.


3.

  • Dutchaaneenschakelen, aaneenrijgen


4.

  • Czechvstoupit, připojit se, stát se člene

  • Dutchlid worden van, toetreden


5.


6.

  • Dutchsamenvoegen, verbinden


7.


8.

  • Dutchverbinden, samenvoegen


9.

  • Dutchverbinden, linken qualifier


10.


11.

  • Czechženit se, brát se

  • Dutchtrouwen, huwen, zich in de echt verbinden


  • Dutchtrouwen, huwen, in de echt verbinden


12.


13.

  • Dutchelideren, verbinden


  • Dutchsamenvoegen, verbinden


14.


15.

  • Dutchveralgemenen, verenigen


16.





English translator: Dutch Czech verbinden  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare