elkaar Dutch - Catalan
1.
-
Catalanrimar
-
Dutch(op elkaar) rijmen
2.
-
Dutchin elkaar zetten
3.
-
Catalanesmicolar-se (most common desmoronar-se, derrumbar-se
-
Dutchuit elkaar vallen, verbrokkelen, verkruimelen
4.
-
Catalanl'un a l'altre, mútuament, reflexive pronoun + plural verb form
-
Dutchelkaar
-
Catalanl'un a l'altre, mútuament, reflexive pronoun + plural verb form
-
Dutchelkaar
5.
-
Dutchin elkaar krimpen
6.
-
Dutchin elkaar flansen
7.
-
Dutchovereind, achter elkaar
-
Catalanrecte
-
Dutchachter elkaar
8.
-
Dutchwijd uiteen, ver van elkaar
9.
-
Catalaninteractuar, relacionar-se
-
Dutchinterageren, elkaar in wisselwerking zijn met
10.
-
Dutchcheckin elkaar haken
11.
-
Catalanencongir-se
-
Dutchin elkaar duiken
12.
-
Dutchbijeen, bij elkaar
-
Dutchchecksamen, checktezamen, checkbijeen, qualifiernl
13.
-
Dutchzij aan zij, naast elkaar
14.
-
Catalanjuxtaposar
15.
-
Dutchsamenstellen, bij elkaar flansen
16.
English translator: Dutch Catalan elkaar Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare