<>

voor Dutch - Turkish

1.

  • Dutchvoor fijnproevers, culinair


2.

  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen dat, totdat, voordat


3.


4.


5.

  • Dutchhet gezicht in de handen verbergen, zich voor de kop slaan


6.


7.


8.

  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen dat, totdat, voordat


9.


10.

  • Dutchvoor zichzelf opeisen, inpikken


11.

  • Dutchvoor, om te


  • Dutchvoor


12.


13.


14.

  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen, voor


  • Dutchtegen dat, totdat, voordat


15.

  • Dutchcheckzorgen voor, checkopletten

  • Turkishgöz kulak olmak, bakmak, gözetmek


16.

  • Dutchnadeel, voor- en nadelen


17.

  • Dutchin oneindigheid, voor altijd, oneindigheid

  • Dutchin oneindigheid, voor altijd, oneindigheid


18.


19.

  • Dutchgaranderen, verzekeren, waarborgen

  • Turkishgüvence vermek

  • Dutchcheckverzekeren, checkborgen


20.


21.


22.

  • Dutchonvoorbereid, geïmproviseerd


  • Dutchà l'improviste, voor de vuist weg, onvoorbereid


23.

  • Dutchuitstellen, voor zich uitschuiven

  • Turkishgecikme


24.


25.


26.


27.


28.

  • Dutchvoor ons, vooruit, voorop


29.


30.


31.

  • Dutchbillenkoek, pak voor de broek


  • Dutchbillenkoek, pak voor de broek


32.


33.


34.

  • Dutchvoor, om te


  • Dutchvoor


35.


36.


37.


38.


39.


40.

  • Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegengewicht vormen voor


  • Dutchcheckopwegen tegen, checkeen tegenkracht vormen voor


41.

  • Dutchvoor


  • Dutchvoor, in het bijzijn van

  • Turkishönünde, karşısında


42.


43.

  • Dutchparels voor de zwijnen, paarlen voor de zwijnen werpen


44.

  • Dutchtoegeven, zwichten (voor de verleiding)

  • Turkishkendini vermek, teslim olmak, boyun eğmek, yenik düşmek


45.


46.

  • Dutchvore, voor

  • Turkishkırışık, kırışıklık, çizgi


47.

  • Turkishileri, ön


  • Turkisholası, müstakbel


  • Turkishileri, ileriye, öne


48.


49.


50.


51.

  • Dutchvoor, voordat qualifier

  • Turkishönce


52.


53.

  • Dutcheeuwig, (voor) altijd

  • Turkishsonsuza kadar, sonsuza dek


54.

  • Dutchprocederen, voor de rechter dagen


55.


56.

  • Dutchwaarderen, appreciëren, dankbaar zijn voor

  • Turkishmüteşekkir olmak, teşekkür borçlu olmak


57.

  • Dutchin zichzelf verdiept, met alleen aandacht voor zichzel


58.

  • Dutchopzettelijk, opzettelijke, met opzet, voor expres (Flanders)


59.


60.


61.

  • Dutchtellen voor, meetellen voor


62.

  • Turkishileri, ön


  • Turkisholası, müstakbel


  • Turkishileri, ileriye, öne


63.


64.

  • Dutchantediluviaal, behorend tot de tijd voor de zondvloed


65.


66.


67.





English translator: Dutch Turkish voor  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare