buiten Dutch - Spanish

1.


2.


3.


4.

  • Dutchoverschrijden, te buiten gaan, overstijgen

  • Spanishexceder, sobrepasar, pasar


5.


6.

  • Dutchbuiten bedrij, buiten werking


7.


8.


9.


10.


11.


12.


13.


14.

  • Dutchvernietigen, buiten werking stellen

  • Spanishdestrozar


15.


16.


17.


18.


19.


20.


21.

  • Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken

  • Spanishemergente


22.

  • Dutchbuiten gebruik, buiten werking


23.

  • Dutchuit het hoofd, van buiten

  • Spanishde memoria


24.





English translator: Dutch Spanish buiten  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare