buiten Dutch - Norwegian
1.
-
Dutchbuiten de kust
2.
-
Dutchnaar buiten gaan
3.
4.
-
Dutchoverschrijden, te buiten gaan, overstijgen
5.
6.
-
Dutchbuiten bedrij, buiten werking
7.
8.
9.
10.
-
Dutchbuitenkant
-
Norwegianytterside
-
Dutchbuitena
-
Dutchcheckbuitenste
-
Dutchbuiten
-
Dutchbuiten
-
Norwegianutside
11.
12.
13.
14.
-
Dutchvernietigen, buiten werking stellen
15.
-
Dutchbuiten medeweten van
16.
17.
18.
-
Dutchplatteland
19.
-
Dutchbuiten proportioneel
20.
21.
-
Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken
22.
-
Dutchbuiten gebruik, buiten werking
-
Norwegianlagt ned, nedlagt,
23.
24.
-
Dutchbuiten
English translator: Dutch Norwegian buiten Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare