aanhouden Dutch - Portuguese
1.
-
Dutchwenken, aanhouden
-
Portuguesesinalizar
2.
-
Dutchwenken, aanhouden
-
Portuguesesinalizar
3.
-
Dutchaanhouden, stoppen
-
Portugueseparar
4.
-
Dutchaanhouden, stoppen
-
Portugueseparar
5.
-
Dutchaanhouden, stoppen
-
Portugueseparar
6.
-
Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten
-
Portugueseprender
7.
-
Dutchwenken, aanhouden
-
Portuguesesinalizar
8.
-
Dutchverlengen, aanhouden, rekken
-
Portugueseprolongar
English translator: Dutch Portuguese aanhouden Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare