aanhouden Dutch - Norwegian
1.
-
Dutchwenken, aanhouden
2.
-
Dutchwenken, aanhouden
3.
-
Dutchaanhouden, stoppen
4.
-
Dutchaanhouden, stoppen
5.
-
Dutchaanhouden, stoppen
6.
-
Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten
-
Norwegianneeded
7.
-
Dutchwenken, aanhouden
8.
-
Dutchverlengen, aanhouden, rekken
English translator: Dutch Norwegian aanhouden Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare