machen Dutch - Latin
1.
-
Dutchwakker maken, wekken
-
Latinexcito
2.
-
Dutchreinigen
3.
-
Dutchconserveren
4.
-
Dutchsolo
5.
-
Dutchongedaan maken, tenietdoen, ontdoen
-
Latinabrogo, destruo
-
Dutchlosmaken
6.
-
Dutchverlegen maken, in verlegenheid brengen
7.
-
Dutchscoren
8.
-
Dutchhandelen
-
Latinago, gero, facio
9.
-
Dutchgrappen, grappenmaken
-
Latiniocor
10.
-
Dutchlawaaigeluid
-
Latinstrepitus
11.
-
Latincacare
12.
-
Dutchintrekken, herroepen
-
Latinrevocare
13.
-
Dutchontkrachten,verzwakken
14.
-
Dutchcomplimenteren, een compliment geven
15.
16.
-
Dutchherdoen
17.
-
Dutchwakker maken, wekken
-
Latinexcito
18.
-
Dutchoverbodig omzeilen
19.
-
Dutchheiligen
20.
-
Dutchhandelen
-
Latinago, gero, facio
21.
-
Dutcheen fout vergissing maken, zich vergissen
-
Latinerro
22.
-
Dutchbang beangstigen
-
Latinterreō
23.
-
Dutchopwinden, heet worden
24.
-
Dutcheen buiging maken, zich buigen
25.
-
Dutchplassen, urineren
26.
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago, struo
-
Latinfacio, ago, produco
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago, creo
-
Dutchmaken, denken, interpreteren
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago
27.
-
Dutchomlopen, omrijden etc.
28.
-
Dutchtenietdoen
29.
-
Dutchhandelen
-
Latinago, gero, facio
30.
-
Dutcheen bestek opmaken, een (prijs)offerte doen
31.
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago, struo
-
Latinfacio, ago, produco
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago, creo
-
Dutchmaken, denken, interpreteren
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago
-
Dutchmaken
-
Latinfacio, ago
32.
33.
-
Dutchterugtrekken, annuleren, herroepen
-
Latinrescindō
34.
-
Dutchbevuilen, bezoedelen
35.
-
Dutchhandelen
-
Latinago, gero, facio
36.
37.
-
Dutchop vakantie gaan
38.
-
Dutchdoezelen
39.
-
Dutchneeded
40.
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
41.
-
Dutchverbijsteren
42.
-
Dutcheen uitval doen
43.
-
Dutchbeschuldigen, verwijten, wijten
-
Latinculpō
44.
-
Dutchfalen
45.
-
Dutchten huwelijk vragen
46.
-
Dutchknevelen
47.
-
Dutchplezierig, leuk, lollig, plezant (Flanders)
48.
-
Latiniocor
49.
-
Dutchverarmen
50.
-
Dutchergeren
51.
-
Dutchbelonen, verlenen, afstaan
-
Latincēdō
52.
-
Dutchgrand écart
53.
-
Dutchwakker maken, wekken
-
Latinexcito
54.
-
Dutchridiculiseren, belachelijk bespotten
55.
-
Dutchbezorgd zijn, zich zorgen maken
-
Latinsollicitor
56.
-
Dutchpruilen
57.
-
Dutchhet bed opmaken
58.
-
Dutchspringen, wippen, huppen
59.
-
Dutchhet hof maken
60.
-
Dutchhandelen
-
Latinago, gero, facio
61.
-
Dutchzich onderdanig
62.
-
Dutchveroorzaken
63.
-
Dutchberispen
64.
-
Dutchrechtsomkeert maken
65.
-
Dutchvan een mug een olifant maken, (Flanders also) van een muis een olifant maken
66.
-
Dutchhet hof maken
67.
-
Dutchplezierig, leuk, lollig, plezant (Flanders)
68.
-
Dutchplassen, pipi
69.
-
Dutchintroduceren, voorstellen
70.
-
Latinexcipio
71.
-
Dutchopeisen, doen gelden
72.
-
Dutchvrijmaken, bevrijden
73.
-
Dutchrond de pot draaien
74.
75.
-
Dutchdesambigueren
English translator: Dutch Latin machen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare